Kennisquiz thema 3.4 De Pluktuin

Kennisquiz 3.4 De Pluktuin
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Kennisquiz 3.4 De Pluktuin

Slide 1 - Tekstslide

Welk verpakkingsmateriaal is het meest milieuvriendelijk?
A
kunststof en aluminium
B
glas en hout
C
kunststof en biokunstof
D
hout en papier/karton

Slide 2 - Quizvraag

Welke levensmiddel hoeft geen etiket met productinformatie te hebben?
A
zakje gemengde sla
B
pak karnemelk
C
vers broodje van de bakker
D
doos eieren

Slide 3 - Quizvraag

Op welke verpakking vind je de omschrijving "te gebruiken tot"?
A
verpakte haring
B
verpakte wraps
C
ketchup
D
paneermeel

Slide 4 - Quizvraag

Voor welke twee producten is bereiding met behulp van micro-organismen nodig?
A
melk
B
sinaasappelsap
C
yoghurt
D
wijn

Slide 5 - Quizvraag

Welke levensvoorwaarde van micro-organismen is niet goed bij vacuüm verpakken?
A
de voeding
B
de zuurstof
C
de temperatuur
D
de zuurgraad

Slide 6 - Quizvraag

Waarom ploegen agrarische ondernemers hun grond?
A
om de grond goed te mengen
B
om de zaden onder te werken
C
om de grond vochtig te houden
D
om verse grond boven te krijgen

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heet de machine op de foto?
A
maishakselaar
B
cultivator
C
cirkelschudder
D
injecteermachine

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heet de machine op de afbeelding?
A
cultivator
B
ploeg
C
rotorkopeg
D
injecteermachine

Slide 9 - Quizvraag

Welke machine zie je op de afbeelding?
A
ploeg
B
cultivator
C
injecteermachine
D
rotorkopeg

Slide 10 - Quizvraag

Waaruit bestaat potgrond?
A
organisch materiaal
B
niet organisch materiaal
C
tuinturf
D
mest

Slide 11 - Quizvraag

Van welk product kun je hiermee de zuurgraad meten?
A
melk
B
aardbeien
C
potgrond
D
frisdrank

Slide 12 - Quizvraag

Waarmee kun je het best bepalen of een aanrecht goed gereinigd en gedesinfecteerd is?
A
met een visuele inspectie
B
een microbiologisch onderzoek
C
met een refractiemeting
D
een organoleptische keuring

Slide 13 - Quizvraag

Welke conserveringsmethode wordt bij jam gebruikt?
A
vriezen
B
drogen
C
versuikeren
D
verzuren

Slide 14 - Quizvraag

Een voedingsmiddel pasteuriseren is een voorbeeld van:
A
producthygiëne
B
bedrijfshygiëne
C
persoonlijke hygiëne
D
algemene hygiëne

Slide 15 - Quizvraag

Welk risico kan optreden als micro-organismen van het ene voedingsmiddel worden overgebracht naar het andere?
A
verkleuring
B
uitdroging
C
schiften
D
kruisbesmetting

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een goede reden om verschillende gekleurde snijplanken te gebruiken?
A
Maakt het werk voor de medewerker aantrekkelijk
B
Het verkleint de kans op kruisbesmetting
C
Het gaat voedselbederf tegen
D
Je kan voedselverontreiniging beter zien

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een belastende houding?
A
iets pakken waar je bij kunt
B
zware dingen tillen
C
bollen pellen
D
afwisselen in werkzaamheden

Slide 18 - Quizvraag

Op welke twee manieren kun je producten zuurder maken?
A
toevoegen van micro-organismen en azijn
B
toevoegen van olijfolie en azijn
C
toevoegen van suiker en micro-organismen
D
toevoegen van olijfolie en suiker

Slide 19 - Quizvraag

Hoe voorkom je kruisbesmetting?
A
bevroren vlees in de koelkast laten ontdooien
B
biologische producten gebruiken
C
magere en vette producten scheiden
D
rauwe en bereide producten scheiden

Slide 20 - Quizvraag

Hoe worden rozijnen geconserveerd?
A
door drogen
B
door pasteuriseren
C
door versuikeren
D
door verzuren

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer begint het blancheren?
A
wanneer het water zonder groente kookt
B
wanneer het water met de groente kookt
C
wanneer je de groente afspoelt met water
D
wanneer je de groente invriest

Slide 22 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van juiste persoonlijke hygiëne in de keuken?
A
haren in een staart dragen
B
keukenschort dragen
C
haarnetje
D
eens per dag je handen wassen

Slide 23 - Quizvraag

Bij het maken van zuurkool wordt er gebruikt gemaakt van:
A
bacteriën
B
schimmels
C
micro-organismen
D
oxidanten

Slide 24 - Quizvraag

Welke drank is het meest pH-neutraal?
A
cola met PH waarde 2,4
B
melk met PH waarde 7,3
C
karnemelk met PH waarde 4,7
D
sinaasappelsap met PH waarde 3,9

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn groeivoorwaarden voor planten?
A
water, voeding, CO2, geluid, warmte
B
water, voeding, geluid, hoogte, lucht
C
water, voeding, hoogte, wind, warmte
D
water, voeding, licht, warmte, lucht

Slide 26 - Quizvraag

Wat meet je met een refractometer?
A
zuurgraad van fruit
B
suikergehalte van fruit
C
de temperatuur van een product
D
het zoutgehalte van een product

Slide 27 - Quizvraag

Welke voedingsstof in volle melk levert vooral extra energie?
A
de eiwitten
B
de koolhydraten
C
de vetten
D
de vitamine A

Slide 28 - Quizvraag

Welke gerecht kan ze het beste kiezen als je koolhydraat arm wil eten?
A
vegetarische pasta met tomatensaus
B
pizza met salami
C
bloemkoolrijst met zalm
D
boerenkoolstampot met jus

Slide 29 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de zuurgraad van drinkwater met een PH van 9.18?
A
die is goed
B
die is te basisch
C
die is te zout
D
die is te zuur

Slide 30 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de micro-organismen als je een product invriest?

A
ze gaan dood
B
ze gaan sneller groeien
C
ze gaan langzamer groeien
D
ze gaan sporen vormen

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een belangrijke functie van eiwitten voor het lichaam?
A
het lichaam beschermen tegen ziektes
B
het lichaam helpen bij de stoelgang
C
het lichaam opbouwen
D
het lichaam van energie voorzien

Slide 32 - Quizvraag

Hoe heet de manier van bestrijden als je lieveheersbeestjes inzet tegen luizen?

A
biologische bestrijding
B
chemische bestrijding
C
mechanische bestrijding
D
thermische bestrijding

Slide 33 - Quizvraag

Waarom maak je voor de moestuin een teeltplan en pas je vruchtwisseling toe?
A
Je hoeft dan niet te bemesten
B
De moestuin wordt aantrekkelijker
C
Je kunt dan meer producten per vierkante meter verbouwen
D
Je verkleint de kans op ziektes en plagen

Slide 34 - Quizvraag

Wat beoordeelt de controleur van de NVWA in de bedrijven?
A
De brandveiligheid in het bedrijf
B
De hygiëne van de grondstoffen
C
De prijzen van de eindproducten
D
De salarissen van het personeel

Slide 35 - Quizvraag

Welke twee middelen zijn geen desinfectiemiddel?
A
groene zeep
B
chloor
C
alcohol
D
ontkalker

Slide 36 - Quizvraag