H3 - P4 - week 3 - les 2 - Lezen H5 - argumentatie 1

H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag

Slide 1 - Tekstslide

- Welkom 
- Stillezen
- Lezen H5.12 - theorie 
- Lezen 5.12  opdracht 4 en 5 online

Doelen:
- Je benoemt het standpunt en de argumenten van een schrijver/spreker
- Je extraheert of er gebruik gemaakt wordt van enkelvoudige, nevenschikkende of onderschikkende argumentatie (of een combinatie hiervan).



Wat gaan we doen vandaag:

Slide 2 - Tekstslide

Zie teams

Opdrachten en toetsen:

Toetsweek 4:
Leestoets over argumentatie - H4 en H5 (H6 herhalingsopdrachten) 3x

Opdrachten:
Literatuur: opdrachten in les + filmpje - Alle opdrachten (p1, 2 en 4) samen telt het 3x mee
Documentaire = opdrachten in les + schrijfopdracht - 1x


Planning periode 4

Slide 3 - Tekstslide

Literatuur opdracht:
- Je leest in groepjes van 3 een boek van de boekenlijst;
- Je maakt een planning wanneer je deel 1, 2 en het hele boek gelezen hebt;
- In drie lessen bespreek je verschillende onderdelen uit het boek, hier maak je een verslag van. 
- Als je het hele boek gelezen hebt, maak je een filmpje waar een (heftige) gebeurtenis uit het boek besproken wordt. 

Slide 4 - Tekstslide

Boekenlijst:

Slide 5 - Tekstslide

Stillezen
timer
15:00

Slide 6 - Tekstslide

Maak groepjes van 3

- Maak per groepje een top 5 boeken uit de lijst
- Ga na de les een van deze boeken lenen (1 per persoon)
- Maak een leesplanning:

- 23 mei 1/3e van het boek
- 6 juni 2/3e van het boek
- 20 juni hele boek


Aan de slag:

Slide 7 - Tekstslide

Soorten argumenten:
- Feitelijk argument
- Ervaringsargument
- Nut of (on)gewenst gevolg
- veronderstelling/vermoeden
- Vergelijkingsargument
- Emotioneel argument
Soorten argumentatie 4.17

Slide 8 - Tekstslide

Stel, je wilt niet naar school fietsen, want het waait hard. 

a. Je vraagt je ouders om je naar school te brengen, want je hebt geen zin om tegen de wind in te moeten fietsen.

b. Je vraagt je ouders om je naar school te brengen. Als je wel zou geen fietsen bestaat er een kans dat je een ongeluk krijgt, want er zijn allerlei bomen omgevallen. En je hebt geen zin om tegen de wind in te moeten fietsen.


Soorten argumentatie 

Slide 9 - Tekstslide

standpunt: Ik ben blij dat ik maandagochtend niet hoefde te fietsen.

Argument: 
1.  Het waaide zo hard dat er allerlei ongelukken gebeurden.




Soorten argumentatie

Slide 10 - Tekstslide

standpunt: Ik ben blij dat ik maandagochtend niet hoefde te fietsen.

Argument: 
1.  Het waaide zo hard dat er allerlei ongelukken gebeurden.




Soorten argumentatie
Standpunt
Enkelvoudige argumentatie
 1 argument

Slide 11 - Tekstslide

standpunt: Ik ben blij dat ik maandagochtend niet hoefde te fietsen.

Argumenten: 
1.  Het waaide zo hard dat er allerlei ongelukken gebeurden.
2. Ik ben bang om een boom op mijn hoofd te krijgen. 
Soorten argumentatie:

Slide 12 - Tekstslide

standpunt: Ik ben blij dat ik maandagochtend niet hoefde te fietsen.

Argument: 
1.  Het waaide zo hard dat er allerlei ongelukken gebeurden.
2. Ik ben bang om een boom op mijn hoofd te krijgen. 



Soorten argumentatie
Standpunt
Meervoudige argumentatie
 1 argument
 1 argument

Slide 13 - Tekstslide

Hoe uitgebreider de argumentatie, hoe moeilijker het standpunt te weerleggen. 

Meervoudige argumentatie is dus meestal sterker dan enkelvoudige.  

Voorbeeld:
Het is een goed idee om je tv-abonnement te vervangen voor losse streamingsdiensten (standpunt). Je kunt dan zelf bepalen wanneer je wat kijkt (argument), je hebt geen last van last van reclame (argument) en je betaalt niet voor zenders die je niet bekijkt(argument). Ook ben je dan vaak goedkoper uit (argument).


Soorten argumentatie:

Slide 14 - Tekstslide

standpunt: Ik ben blij dat ik maandagochtend niet hoefde te fietsen.

Argumenten: 
1.  Het waaide zo hard dat er allerlei ongelukken gebeurden.
2. Ik ben bang om een boom op mijn hoofd te krijgen. 




Soorten argumentatie:
Standpunt + 1 argument
Enkelvoudige argumentatie
Standpunt + meerdere argumenten
Meervoudige argumentatie

Slide 15 - Tekstslide

Dat Duits zo'n moeilijke taal is om te leren, komt door al die verschillende naamvallen
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudige argumentatie

Slide 16 - Quizvraag

Ook al hebben we al zo lang vrede in Europa, we moeten alert blijven. De dreiging van buiten Europa is er altijd, en ook tussen buurlanden kan een conflict ineens heel erg uit de hand lopen.
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudige argumentatie

Slide 17 - Quizvraag

Macht maakt je een slechter mens. Dit weten we omdat mensen die langere tijd een hoge functie hebben in de politiek, in het bedrijfsleven of in andere organisaties vaak anders denken en handelen dan voordat ze deze machtspositie hadden
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudige argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

Soorten argumentatie:
Standpunt + 1 argument
Enkelvoudige argumentatie
Standpunt + meerdere argumenten
Meervoudige argumentatie
Structuur: standpunt ← argument
Structuur: standpunt ← argument + argument + argument (enzovoort)
=
=

Slide 19 - Tekstslide

enkelvoudige argumentatie
Standpunt:
Een Netflix-abonnement is niets voor mij
Argument 1:
Ik zou alleen maar naar series kijken

Slide 20 - Tekstslide

 Nevenschikkende argumentatie
Standpunt:
Een Netflix-abonnement is niets voor mij
Argument 1:

Ik zou niet meer
stoppen met
het kijken van
series en films. 
Argument 2:

Ik heb geen goed
device om het
op te kijken.
Argument 3:

Ik heb helemaal
geen geld om 
het te betalen.

Slide 21 - Tekstslide

 onderschikkende argumentatie
Standpunt:
Een Netflix-abonnement is niets voor mij
Argument 1a:
 Ik zou niet meer kunnen stoppen met het kijken van series en films
Argument 1b:
Ik heb geen tijd meer voor het maken van huiswerk
Argument 1c:
Ik zou zakken voor mijn examen
Structuur: standpunt ← argument 1a ← ondergeschikt argument 1b ← ondergeschikt argument 1c (enzovoort)
Aan deze signaalwoorden
kun je deze soort herkennen:

Hierdoor, dus,
waardoor, want, omdat, 
uiteindelijk.

Slide 22 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie
Standpunt:
Fysiotherapie hoort in het basispakket van de zorgverzekering te zitten

Argument 1:

Een tijdig bezoek aan de fysio kan voorkomen dat je ingewikkeldere zorg nodig hebt. 

Argument 2:

Het is voor de verzekeraar goedkoper om fysiotherapie te vergoeden, dan een behandeling in het ziekenhuis te moeten betalen. 
Structuur: standpunt ← argument 1 + argument 2
Aan deze signaalwoorden
kun je deze soort herkennen:

bovendien, en, daarbij komt...

Slide 23 - Tekstslide

 Soorten argumentatie:
Standpunt + 1 argument
Enkelvoudige argumentatie
Standpunt + meerdere argumenten
Structuur: standpunt ← argument
=
Onderschikkende argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Structuur: standpunt ← (argument 1 + argument 2) 
Structuur: standpunt ← argument 1a ← ondergeschikt argument 1b ← ondergeschikt argument 1c (enzovoort)
=
=

Slide 24 - Tekstslide

Lezen H5

Opdracht 4 en 5



Aan de slag:

Slide 25 - Tekstslide