Lidwoord, voorzetsel en zelfstandig naamwoord

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.4 Lidwoord, zelfstandig naamwoord en voorzetsel
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6.4 Lidwoord, zelfstandig naamwoord en voorzetsel
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek van taalvaardigheid op tafel op bladzijde 28.

Slide 2 - Tekstslide

2. Terugblik
Beantwoord de volgende vragen over het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord?
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

De harde bank zit niet lekker.
Harde is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Vul zelf een bijvoeglijk naamwoord in:
Het ....... doelpunt.

Slide 6 - Open vraag

3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je wat de lidwoorden zijn
- weet je wat een zelfstandig naamwoord is
- weet je wat voorzetsels zijn

Slide 7 - Tekstslide

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen, dieren, planten en dingen. 

Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.

Slide 8 - Tekstslide

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
mens:     het meisje , ...........................
dier:       de koe , ......................................
plant:     de paardenbloem , ..............................
ding:      het kleed , ...........................
Ook namen zijn zelfstandige naamwoorden: namen van mensen en dieren, maar ook namen van plaatsen, rivieren en landen.

Slide 9 - Tekstslide

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Er zijn drie lidwoorden: de, het, een.
Lidwoorden horen bij zelfstandige naamwoorden.
Het lidwoord een kun je bijna altijd gebruiken.
Bij het meervoud hoort altijd de.

Voorbeeld:       de krant – een krant – de kranten 
                    het potlood – een potlood – de potloden

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 13 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het lidwoord?
A
de
B
slimme
C
het
D
leerling

Slide 14 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het zelfstandig naamwoord?
A
slimme
B
leerling
C
snapt
D
de

Slide 15 - Quizvraag

Welke voorzetsels ken je?

Slide 16 - Woordweb

Een voorzetsel is een klein woord.
Het staat voor of achter een woordgroep waar het bij hoort.
Hij liep in de tuin


Hij liep de tuin in
woordgroep
voorzetsel
woordgroep
voorzetsel

Slide 17 - Tekstslide

een plaats
een tijd
een richting
een middel
een doel
tot
na
over
op
bij
in
te
naar
langs
in
met
om

Slide 18 - Tekstslide


Welk voorzetsel ontbreekt?
Hij woont ... de kerk

A
in
B
op
C
over
D
naast

Slide 19 - Quizvraag


Welk voorzetsel ontbreekt?
De auto rijdt ... de straat

A
onder
B
binnen
C
door
D
tegen

Slide 20 - Quizvraag


Wat is het voorzetsel in de volgende zin:
De trein uit Amsterdam komt om vier uur aan.
A
uit
B
aan
C
uit, om
D
om, aan

Slide 21 - Quizvraag

Ik ren naar beneden
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 22 - Sleepvraag

Ik loop vaak in de stad
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 23 - Sleepvraag

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 24 - Sleepvraag

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 8 + 11 op blz 32 t/m 35.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je.
Daarna ga je in stilte lezen of een puzzel maken. 
timer
1:00

Slide 25 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Begrijp je de grammatica?


Huiswerk:
Donderdag 1 juli
Opdracht 8 + 11

Slide 26 - Tekstslide