12.1 Voorkomen is beter dan genezen

12.1   Voorkomen is beter dan genezen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

12.1   Voorkomen is beter dan genezen

Slide 1 - Tekstslide

Een ongeluk zit in een klein hoekje. Op de afdeling spoedeisende hulp van ziekenhuizen komen regelmatig peuters binnen die pijnlijke brandwonden hebben opgelopen. Een flinke brandwond kan voor veel problemen zorgen: er is een onmiddellijk infectiegevaar en de kans op een litteken is groot. Medici zijn daarom voortdurend bezig om methoden te zoeken die infectie van een brandwond kunnen voorkomen en de huid na verbranding zo goed mogelijk laten herstellen.

Bij een eerstegraads brandwond is alleen de opperhuid aangetast. Bij een diepe tweedegraads verbranding is ook de lederhuid beschadigd, onder andere het bindweefsel bestaande uit fibroblasten, bloedvaten en collagene vezels. Fibroblasten zijn de cellen die het netwerk van collagene vezels, de zogenoemde matrix in de lederhuid vormen.

Een peuter heeft na een ongeluk een tweedegraads brandwond op de arm opgelopen. Door de verbranding is een litteken ontstaan. Op de plaats van dit litteken is de huid anders gekleurd en minder rekbaar.

Leg uit waardoor op de plaats van het litteken de huid anders gekleurd is.

BINAS 87A

Slide 2 - Tekstslide

Opperhuid

Lederhuid

Onderhuids bindweefsel

Slide 3 - Tekstslide


Je loopt naar buiten en je krijgt het koud. 
Wat gebeurt er met je huid?
Er stroomt meer/minder bloed door je huid.
A
meer
B
minder

Slide 4 - Quizvraag

Functies van de huid

Opperhuid


Lederhuid


Onderhuids
bindweefsel
  • fysische barrière met de buitenwereld
  • geeft de huidskleur (pigmentcellen)
  • aanmaak vitamine D (pigmentcellen)
  • bescherming tegen UV-straling (pigmentcellen)
  • talgproductie - voorkoming uitdroging (talgkliertjes)
  • kippenvel (haarspiertjes - temperatuurregulatie)
  • temperatuurregulatie (warmte-koude-zintuigen en bloedvaatjes)
  • beeldvorming omgeving (tast- en pijnzintuigen)
  • isolatie (vetweefsel/vetcellen)
  • haarzakje (levende cellen - dus DNA!)
  • waarneming drukverschillen (druk-zintuigen)
  • temperatuurregulatie (zweetkliertjes)
Bescherming tegen:
  • bacteriën
  • virussen
  • schimmels
  • parasieten
  • gifstoffen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Slide 7 - Tekstslide

We verliezen per dag 1-2 gram dode huidcellen.

Over het hele lichaam verliezen we per uur 30.000-40.000 huidcellen!

In 80 jaar verlies je 28-56 kilo aan dode huidcellen (huidschilfers). Dit is huisstof!!

Slide 8 - Tekstslide

Kiemlaag
Huidstamcellen
(keratinocyten)

Pigmentcellen
(melanocyten)
 

Slide 9 - Tekstslide

Kiemlaag
Huidstamcellen (keratinocyten)
Pigmentcellen (melanocyten)

Slide 10 - Tekstslide

UV-licht stimuleert pigmentvormende cellen om pigmentkorrels te maken. Die worden verdeeld over cellen in de opperhuid.
Pigmentkorrels houden UV straling tegen.

Slide 11 - Tekstslide


Waarom kun je een blaar beter 
niet doorprikken (ook al geeft 
het drukverlichting)?
A
Er komt veel weefselvloeistof vrij, dat is niet goed.
B
Dan verlies je teveel witte bloedcellen
C
Je immuunsysteem raakt in de war.
D
Er kunnen dan ziekteverwekkers in je lichaam binnendringen

Slide 12 - Quizvraag


Iemand laat een blijvende tatoeage zetten. De wondjes die hierdoor ontstaan gaan bloeden.

Welke laag is of welke lagen zijn dan 
in ieder geval beschadigd?
A
alleen de hoornlaag
B
alleen de hoornlaag en de kiemlaag
C
de hoornlaag, de kiemlaag en de lederhuid
D
de hoornlaag, de kiemlaag, de lederhuid en het onderhuids bindweefsel

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide


Op een website over voeding staat het volgende te lezen: Zorg ervoor dat je voedsel voldoende voedingsvezels en water bevat. Je lichaam gebruikt water onder andere om zweet te maken. Zweet is nodig voor de regeling van de lichaamstemperatuur.
Over zweet en lichaamstemperatuur worden de volgende twee uitspraken gedaan.
1    De productie van zweet neemt toe als je lichaamstemperatuur stijgt.
2   Door verdamping van zweet koelt je lichaam af.

Zijn deze uitspraken juist?
A
Geen van beide uitspraken is juist.
B
Alleen uitspraak 1 is juist
C
Alleen uitspraak 2 is juist
D
Beide uitspraken zijn juist

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Een ongeluk zit in een klein hoekje. Op de afdeling spoedeisende hulp van ziekenhuizen komen regelmatig peuters binnen die pijnlijke brandwonden hebben opgelopen. Een flinke brandwond kan voor veel problemen zorgen: er is een onmiddellijk infectiegevaar en de kans op een litteken is groot. Medici zijn daarom voortdurend bezig om methoden te zoeken die infectie van een brandwond kunnen voorkomen en de huid na verbranding zo goed mogelijk laten herstellen.

Bij een eerstegraads brandwond is alleen de opperhuid aangetast. Bij een diepe tweedegraads verbranding is ook de lederhuid beschadigd, onder andere het bindweefsel bestaande uit fibroblasten, bloedvaten en collagene vezels. Fibroblasten zijn de cellen die het netwerk van collagene vezels, de zogenoemde matrix in de lederhuid vormen.

Een peuter heeft na een ongeluk een tweedegraads brandwond op de arm opgelopen. Door de verbranding is een litteken ontstaan. Op de plaats van dit litteken is de huid anders gekleurd en minder rekbaar.

Leg uit waardoor op de plaats van het litteken de huid anders gekleurd is.

Slide 18 - Tekstslide


Waarom is het litteken anders gekleurd 
als gevolg van een 2e graads brandwond?
A
Een deel van de talgklieren uit de opperhuid is verdwenen waardoor de huid er bleker uitziet
B
Een deel van de talgklieren uit de lederhuid is verdwenen waardoor de huid er bleker uitziet
C
Een deel van de pigmentcellen uit de opperhuid is verdwenen waardoor de huid er bleker uitziet
D
Een deel van de pigmentcellen uit de lederhuid is verdwenen waardoor de huid er bleker uitziet

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide


Afweer kan onder andere gebeuren door:
1 maagzuur; 2 fagocyten; 3 huid.
In welke situatie is er sprake van aspecifieke afweer?
A
alleen 1
B
alleen 3
C
alleen 1 en 3
D
zowel 1, 2 als 3

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

HUISWERK
Bestudeer 12.1 en maak 
opdracht 2, 7, 8 en 10

Slide 25 - Tekstslide