temperatuurregulatie (warmte-koude-zintuigen en bloedvaatjes)
beeldvorming omgeving (tast- en pijnzintuigen)
isolatie (vetweefsel/vetcellen)
haarzakje (levende cellen - dus DNA!)
waarneming drukverschillen (druk-zintuigen)
temperatuurregulatie (zweetkliertjes)
Bescherming tegen:
bacteriën
virussen
schimmels
parasieten
gifstoffen
Slide 11 - Tekstslide
Hoornlaag = laag dode huidcellen, dicht op elkaar.
Vernieuwt zich steeds vanuit de basale cellenlaag.
Slide 12 - Tekstslide
We verliezen per dag 1-2 gram dode huidcellen.
Over het hele lichaam verliezen we per uur 30.000-40.000 huidcellen!
In 80 jaar verlies je 28-56 kilo aan dode huidcellen (huidschilfers). Dit is huisstof!!
Slide 13 - Tekstslide
Kiemlaag
Huidstamcellen
(keratinocyten)
Pigmentcellen
(melanocyten)
Slide 14 - Tekstslide
Kiemlaag
Huidstamcellen (keratinocyten)
Pigmentcellen (melanocyten)
Slide 15 - Tekstslide
UV-licht stimuleert pigmentvormende cellen om pigmentkorrels (melanine) te maken. Die worden verdeeld, via de uitlopers van de melanocyten, over cellen in de opperhuid.
Melanine absorbeert UV licht en voorkomt DNA schade.
Melanine is een natuurlijke parasol
Slide 16 - Tekstslide
Waarom kun je een blaar beter
niet doorprikken (ook al geeft
het drukverlichting)?
A
Er komt veel weefselvloeistof vrij, dat is niet goed.
B
Dan verlies je teveel witte bloedcellen
C
Je immuunsysteem
raakt in de war.
D
Er kunnen dan ziekteverwekkers in je lichaam binnendringen
Slide 17 - Quizvraag
Iemand laat een blijvende tatoeage zetten. De wondjes die hierdoor ontstaan gaan bloeden.
Welke laag is of welke lagen zijn dan
in ieder geval beschadigd?
A
alleen de hoornlaag
B
alleen de hoornlaag en de kiemlaag
C
de hoornlaag, de kiemlaag
en de lederhuid
D
de hoornlaag, de kiemlaag, de lederhuid en het onderhuids bindweefsel
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Op een website over voeding staat het volgende te lezen: Zorg ervoor dat je voedsel voldoende voedingsvezels en water bevat. Je lichaam gebruikt water onder andere om zweet te maken. Zweet is nodig voor de regeling van de lichaamstemperatuur.
Over zweet en lichaamstemperatuur worden de volgende twee uitspraken gedaan.
1 De productie van zweet neemt toe als je lichaamstemperatuur stijgt.
2 Door verdamping van zweet koelt je lichaam af.
Zijn deze uitspraken juist?
A
Geen van beide uitspraken
is juist.
B
Alleen uitspraak 1 is juist
C
Alleen uitspraak 2 is juist
D
Beide uitspraken zijn juist
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Video
Een ongeluk zit in een klein hoekje. Op de afdeling spoedeisende hulp van ziekenhuizen komen regelmatig peuters binnen die pijnlijke brandwonden hebben opgelopen. Een flinke brandwond kan voor veel problemen zorgen: er is een onmiddellijk infectiegevaar en de kans op een litteken is groot. Medici zijn daarom voortdurend bezig om methoden te zoeken die infectie van een brandwond kunnen voorkomen en de huid na verbranding zo goed mogelijk laten herstellen.
Bij een eerstegraads brandwond is alleen de opperhuid aangetast. Bij een diepe tweedegraads verbranding is ook de lederhuid beschadigd, onder andere het bindweefsel bestaande uit fibroblasten, bloedvaten en collagene vezels. Fibroblasten zijn de cellen die het netwerk van collagene vezels, de zogenoemde matrix in de lederhuid vormen.
Een peuter heeft na een ongeluk een tweedegraads brandwond op de arm opgelopen. Door de verbranding is een litteken ontstaan. Op de plaats van dit litteken is de huid anders gekleurd en minder rekbaar.
Leg uit waardoor op de plaats van het litteken de huid anders gekleurd is.
BINAS 87A
Slide 23 - Tekstslide
Waarom is het litteken anders gekleurd
als gevolg van een 2e graads brandwond?
A
Een deel van de talgklieren uit de opperhuid is verdwenen waardoor de huid er bleker uitziet
B
Een deel van de talgklieren uit de lederhuid is verdwenen waardoor de huid er bleker uitziet
C
Een deel van de pigmentcellen uit de opperhuid is verdwenen waardoor de huid er bleker uitziet
D
Een deel van de pigmentcellen uit de lederhuid is verdwenen waardoor de huid er bleker uitziet
Slide 24 - Quizvraag
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Afweer kan onder andere gebeuren door:
1 maagzuur; 2 fagocyten; 3 huid.
In welke situatie is er sprake van aspecifieke afweer?