EC7_hyperinflatie

EC7_hyperinflatie 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

EC7_hyperinflatie 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
  • Ik kan het begrip inflatie uitleggen.
  • Ik kan uitleggen wat hyperinflatie is en waardoor dit na WO I ontstond.
  • Ik weet waarom landen geld lenen. 


Slide 2 - Tekstslide

Elk jaar 2 %:
  • In Nederland probeert de Nederlandse overheid een inflatie van 2% te krijgen. Dit betekent dat alles gemiddeld 2% duurder wordt en geld minder waard wordt. Iets wat vandaag 100 euro kost, zou dan volgend jaar 102 euro kosten.  
  • De overheid gaat voor 2% inflatie, omdat ze echt geen deflatie willen hebben. Wanneer er deflatie is , wordt geld juist meer waard en kun alles goedkoper.
  • De overheid wil dit echt echt niet hebben, want deflatie is heel slecht voor de economie.

Slide 3 - Tekstslide

Zijn we in Nederland goed instaat om een inflatie van 2% te houden? Vul in ja of nee

Slide 4 - Open vraag

Nee!!!
  • De afgelopen 10 jaar lag de inflatie vaak onder de 2%.
  • Maar tussen 2022 en 2023 hebben we een inflatie van 14% gehad
  • Dat is veel te hoog en dit kan voor hyperinflatie zorgen.

Slide 5 - Tekstslide

Hyperinflatie:
  • Betekent dat spullen ineens veel duurder worden. 
  • Je hebt bijvoorbeeld hyperinflatie als de prijs van producten in een jaar tijd verdubbeld. 
  • Duitsland heeft na de WO1 hyperinflatie gehad. 

Slide 6 - Tekstslide

De economie van Duitsland na de WO1
  • Duitsland kreeg de schuld van de eerste WO I, omdat ze hadden verloren.
  • Ze moesten een hele hoge schadevergoeding betalen aan de geallieerden. 
  • Deze schadevergoeding konden ze niet betalen. 
  • Daarom bezette de geallieerden het Ruhrgebied. 
  • Dit was een belangrijk gebied voor Duitsland, omdat ze daar veel grondstoffen hadden zitten. Doordat dit gebied werd afgesloten voor Duitsland totdat ze de schadevergoedingen hadden betaald kon de Duitse economie niet herstellen van de oorlog. 
  • Dit zorgde ervoor dat Duitsland weinig producten maakte en er weinig werk was.

Slide 7 - Tekstslide

Toch wou Duitsland het volk geld uitbetalen:
  • Hoe kan je mensen geld geven als overheid, terwijl je dat niet hebt?
  • GELD BIJDRUKKEN!
  • Deze oplossing tegen armoede werkte niet. Je kunt wel meer geld bijdrukken maar als de hoeveelheid producten die te koop zijn niet veranderd worden de producten alleen maar duurder. 
  • Dit gebeurde ook in Duitsland in 1923. Er werd 40x zoveel Duits geld in de economie gestopt in de maand april van 1923 dan er in maart was. 
  • Dit zorgde er ook voor dat alles 40x zo duur werd. De prijs had alleen gelijk kunnen blijven als er ook 40x zoveel producten erbij was gekomen en dit gebeurde niet. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Dit gebeurde met de prijs van brood in Duitsland:
Prijs van een kilo brood:                            Aantal Reichsmarken:
April 1923:                                                                          4
Augustus 1923:                                                             163
November 1923:                                              201.000.000.000

Slide 10 - Tekstslide

Wat landen nu doen als ze geld tekort komen:
  • Het gebeurt nog wel eens dat landen en mensen geld tekort komen. 
  • Landen gaan dan geen geld meer bijdrukken, want zoals Duitsland in 1923 liet zien, lost dit niks op. 
  • Wat landen wel doen is geld lenen. 
  • Dit kost hun wel geld, want ze moete rente over de lening betalen. 

Slide 11 - Tekstslide

Waarom zou een land geld lenen, als ze te weinig geld hebben?

Slide 12 - Open vraag

Er wordt geld geleend omdat:
  • Ze tijdelijk te weinig geld hebben en de belasting niet willen verhogen of willen bezuinigen.
  • Ze een duur project willen uitvoeren (zoals het bouwen van de afsluitdijk of droogleggen van Flevoland)
  • Ze onverwachts meer geld moeten uitgeven dan verwacht (Door bijvoorbeeld een coronacrisis)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video