VZ VM2A M4 Les 6 Voeding en vertering 2.7 Energie en gewicht

VZ VM2A M4 Mens en Voeding

Les 6 Voeding en vertering
2.7 Energie en gewicht
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

VZ VM2A M4 Mens en Voeding

Les 6 Voeding en vertering
2.7 Energie en gewicht

Slide 1 - Tekstslide

2.7 Energie en gewicht
Leerdoel 10. Je weet wat een gezond gewicht is en welke keuzen daaraan kunnen bijdragen.
Leerdoel 11. Je kunt mogelijke oorzaken en gevolgen van eetstoornissen noemen en enkele voorbeelden geven.

.

Slide 2 - Tekstslide

Energie en gewicht
Voedsel geeft je lichaam energie. Niet iedereen heeft evenveel energie nodig. Als je te veel energie binnenkrijgt, kun je dikker worden.

Slide 3 - Tekstslide

Energie
Een groot deel van je voedsel gebruik je als brandstof. Brandstof geeft je lichaam energie. De hoeveelheid energie in voedsel wordt aangegeven in kilojoule (afgekort: kJ). Een Marsreep levert ongeveer 1000 kJ energie, een appel ongeveer 300 kJ.
Een andere eenheid voor de energie in voedsel is de kilocalorie (kcal). Iemand die praat over ‘calorieën’ in voedsel, heeft het dus eigenlijk over kilocalorie.

Je kunt de eenheden naar elkaar omrekenen: 1 kcal = 4,2 kJ

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel energie je per dag nodig hebt, verschilt van persoon tot persoon. Het hangt onder andere af van je geslacht, je lichaamsgrootte, je lichamelijke inspanning en je leeftijd. Gemiddeld hebben jongens (mannen) meer energie nodig dan meisjes (vrouwen). Zolang je in de groei bent, neemt je energiebehoefte toe. Bij ouderen neemt de energiebehoefte weer af.

In de afbeelding zie je hoeveel energie je ongeveer nodig hebt voor verschillende activiteiten. Ook in rust heb je energie nodig.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Eenheid voor de energie in voedsel kan uit worden gedrukt met KCal.
KCal staat voor
A
Kilojoule
B
Kilocalorie

Slide 7 - Quizvraag

Eenheid voor de energie in voedsel kan uit worden gedrukt met KJ.
KJ staat voor
A
Kilojoule
B
Kilocalorie

Slide 8 - Quizvraag

Eenheid voor de energie in voedsel kan uit worden gedrukt met KJ (kilojoule) en KCal (kilocalorie).
1 kcal is gelijk aan hoeveel kJ?
A
1 kcal = 1 kJ
B
1 kcal = 3 kJ
C
1 kcal = 2,4 kJ
D
1 kcal = 4,2 kJ

Slide 9 - Quizvraag

Gewicht
Wat je eet en hoeveel je eet, heeft invloed op je gewicht. Meestal geldt: je gewicht blijft gelijk als je evenveel energie opneemt als je verbruikt. Eet je meer dan je nodig hebt, dan wordt een deel van de voedingsstoffen opgeslagen als reservestof. Dat gebeurt vooral in de vorm van vet. Hierdoor word je zwaarder. Eet je minder dan je nodig hebt, dan ga je reservestoffen gebruiken als brandstof voor energie. Hierdoor neemt je gewicht af.

Slide 10 - Tekstslide

Maar je gewicht heeft ook te maken met je erfelijke eigenschappen:
• De een heeft een zwaardere bouw dan de ander.
• De stofwisseling kan verschillen.
• De dikte van de onderhuidse vetlaag verschilt van mens tot mens.

Slide 11 - Tekstslide

Overgewicht en ondergewicht
Bij overgewicht en obesitas (ernstig overgewicht) is er te veel vet in het lichaam opgeslagen. Mensen met overgewicht hebben meer kans op hart- en vaatziekten en op diabetes type 2 (suikerziekte). Overgewicht is ook slecht voor de gewrichten, want die worden dan te zwaar belast.


Slide 12 - Tekstslide

Ondergewicht
Een te laag lichaamsgewicht noem je ondergewicht.Ook ondergewicht is niet gezond. Er kan een tekort aan voedingsstoffen ontstaan. Iemand met ondergewicht wordt sneller ziek en kan zich lusteloos en moe voelen. Als het ondergewicht lang aanhoudt, neemt de kans op botbreuken toe.

Slide 13 - Tekstslide

Oorzaak en gevolg ondergewicht
Ondergewicht kan een gevolg zijn van ondervoeding. Bij ondervoeding krijgt iemand te weinig voedsel of te weinig voedingsstoffen binnen. De oorzaak kan zijn dat er te weinig voedsel beschikbaar is, bijvoorbeeld in ontwikkelingslanden. Maar ook door te veel ongezond eten kan iemand een tekort aan voedingsstoffen krijgen. In bijvoorbeeld hamburgers, chips en pizza zitten namelijk erg weinig voedingsstoffen.

Slide 14 - Tekstslide

Hoe noemen we ernstig overgewicht?
A
Overgewicht
B
Obesitas
C
Ondergewicht
D
Ondervoeding

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noemen we een te hoog lichaamsgewicht, waarbij er te veel vet in het lichaam is opgeslagen?
A
Overgewicht
B
Obesitas
C
Ondergewicht
D
Ondervoeding

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noemen we een een te laag lichaamsgewicht?
A
Overgewicht
B
Obesitas
C
Ondergewicht
D
Ondervoeding

Slide 17 - Quizvraag

Hoe noemen we het te weinig voedsel of voedingstoffen binnenkrijgen?
A
Overgewicht
B
Obesitas
C
Ondergewicht
D
Ondervoeding

Slide 18 - Quizvraag

Afvallen en aankomen
Als je overgewicht of ondergewicht hebt, kun je proberen je gewicht naar een gezonde waarde te brengen. Sommige mensen proberen af te vallen door te weinig te eten of ze slaan een maaltijd over. Dat is niet zo’n goede manier. Hierdoor kun je juist eetbuien krijgen. En als je wilt aankomen, kun je beter niet veel te veel of ongezond voedsel gaan eten.

In de tabel staan gezonde manieren om aan je gewicht te werken.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Eetstoornis
Van gezonde maaltijden word je niet snel te dik. Van koek, snoep, chocolade, chips en snacks wel. Sommige mensen hebben aanleg om dik te worden. Ze worden sneller dik dan andere mensen. Wanneer je te weinig eet, heb je ook kans om eerder ziek te worden.

Bij sommige mensen draait het leven alleen maar om zo min mogelijk eten. Zij hebben een eetstoornis. Iemand met een eetstoornis denkt meestal negatief over zichzelf. 

Slide 21 - Tekstslide

Oorzaken eetstoornis
Iemand kan een eetstoornis krijgen door:
• invloed van je cultuur of de media 
• ontevreden zijn over jezelf of je uiterlijk
• nare gebeurtenissen in je leven
• graag controle willen hebben
• faalangst of alles perfect willen doen

Slide 22 - Tekstslide

Welke eetstoornissen ken jij?

Slide 23 - Open vraag

Anorexia Nervosa
Iemand met anorexia nervosa is niet te dik, maar voelt dat wel zo. Hij of zij valt daarom erg veel af en is bang om aan te komen. Iemand met anorexia heeft wel honger, maar weigert om (voldoende) te eten. Hierdoor ontstaat ondervoeding. Anorexia kan leiden tot ziekten, problemen met maag en gebit, haaruitval en soms zelfs tot overlijden.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Boulimia Nervosa
Iemand met boulimia nervosa is ook bang om dik te worden en eet ook te weinig, maar heeft daarnaast regelmatig eetbuien. Daarna braakt hij het voedsel weer uit of neemt laxeermiddelen (pillen waardoor je het voedsel snel weer uitpoept). Ook bij boulimia ontstaat ondervoeding. Door het braken kan de wand van de slokdarm onherstelbaar beschadigen.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Eetbuistoornis
Iemand met een eetbuistoornis heeft eetbuien, maar braakt niet en gebruikt geen laxeermiddelen. Daardoor leidt deze eetstoornis tot ernstig overgewicht (obesitas).
Het is belangrijk dat iemand met een eetstoornis snel hulp zoekt. Een gesprek met een docent of huisarts is een goed begin.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Wat is het verschil tussen Anorexia nervosa en Boulimia nervosa?

Slide 31 - Open vraag

Leerdoel 10 Je weet wat een gezond gewicht is en welke keuzes daaraan kunnen bijdragen.

• Overgewicht: je bent te zwaar.
– Oorzaken: te veel eten, te vet eten, te weinig bewegen en/of erfelijke aanleg.
– Gevolgen: grotere kans op hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en gewrichtsklachten.
Ondergewicht: je bent te licht.
– Oorzaken: te weinig eten, tekort aan voedingsstoffen (vooral eiwitten) en/of erfelijke aanleg.
– Gevolgen: sneller ziek worden, moe of lusteloos gevoel.

Slide 32 - Tekstslide

Keuzen die bijdragen aan een gezond gewicht:
– Eet gevarieerd, gebruik elke dag iets uit elk vak van de Schijf van Vijf.
– Eet normale hoeveelheden (niet te veel, niet te weinig).
– Beweeg voldoende.
– Eet veel (volkoren)brood, fruit, en groente.
– Eet drie tot vier maaltijden per dag, sla geen maaltijden over.

Slide 33 - Tekstslide

Leerdoel 11 Je kunt mogelijke oorzaken en gevolgen van eetstoornissen noemen en enkele voorbeelden geven.

Eetstoornis: de hele dag in het hoofd bezig zijn met eten.
Mogelijke oorzaken van eetstoornissen:
– invloed van je cultuur of de media
– nare gebeurtenissen in je leven
– graag controle willen houden
– faalangst of alles perfect willen doen
– ontevreden zijn over jezelf of je uiterlijk

Slide 34 - Tekstslide

• Anorexia nervosa: zichzelf uithongeren uit angst om aan te komen.
• Boulimia nervosa: eetbuien met braken of gebruik van laxeermiddelen.
• Eetbuistoornis: eetbuien, maar zonder braken of laxeermiddelen.

Mogelijke gevolgen van eetstoornissen:
– ondervoeding (anorexia, boulimia)
– ziekten, problemen met maag en gebit, haaruitval (anorexia)
– beschadiging van de wand van de slokdarm door braken (boulimia)
– ernstig overgewicht (eetbuistoornis)

Slide 35 - Tekstslide

Verwerking
Maak: 
Thema 2 Voeding en vertering
basisstof 7 Energie en gewicht
pagina 116 t/m 123 van je boek 

Schrijf je huiswerk in je planner bij volgende week (week 25)!
Start daarna met het maken van de verwerkingsopdrachten.

Slide 36 - Tekstslide