Ec. bekeken 4TL: 4.6

Hoofdstuk 4: Inkomen
Eerst Herhaling
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: Inkomen
Eerst Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Leg uit wat de Lorenz-curve is.

Slide 2 - Tekstslide

4.1 inkomens verschillen
- Wat is de armoedeval ook alweer?
- Wat is nivelleren?
- Wat is denivelleren? 

Slide 3 - Tekstslide

4.2 inkomens: hoog tegenover laag
Het gelijk worden van inkomensverschillen noemen we nivelleren.

Wanneer de inkomens verder van elkaar liggen noemen we het denivelleren.

Hoe worden inkomens groter/kleiner?

Slide 4 - Tekstslide

4.2 inkomens: hoog tegenover laag
Hoe worden de verschillen groter/kleiner? 


Slide 5 - Tekstslide

4.4 de prijs van een pizza
Oorzaken inflatie: 
  • Stijging van de vraag (bestedingsinflatie)
  • Kosten stijgen bij bedrijven (kosteninflatie)
  • Stijging importprijzen
  • De overheid vraagt meer geld

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.6 reëel en nominaal inkomen

Slide 7 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen

Slide 8 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
Nominaal inkomen
Het inkomen dat je feitelijk in euro's verdient, is een nominaal inkomen. (Dus gewoon je salaris/loon)


Als je nominale inkomen met 5% stijgt
en er is 3% inflatie, dan ga je er in
koopkracht 2% op vooruit. 

Slide 9 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
nominaal nationaal inkomen
  • Alle primaire inkomens (loon, rente, huur, winst en pacht) bij elkaar opgeteld van alle inwoners.

Slide 10 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
Reëel inkomen (koopkracht van je inkomen)
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.

Formule: nominale inkomensverandering (%)-inflatie (%)= reëel inkomensverandering
Jip en Janneke taal: je loon wijzigt - de prijsstijging/daling= je koopkracht verandering

Slide 11 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
prijscompensatie
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 6% inflatie, dan ga je er in koopkracht 1% op achteruit.
Vakbonden willen dan 1% prijscompensatie (bijvoorbeeld loonsverhoging van 1%).
prijscompensatie is dat de stijging van de nominale lonen tenminste gelijk is aan de inflatie

Slide 12 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
koopkrachtverschillen
koopkracht ontwikkeling per bevolkingsgroep is verschillend. Dit komt door verandering van inkomens.

  •     afhankelijk van sterkte stijging/ daling uitkeringen ten opzichte van lonen
  •     gezinnen met schoolgaande kinderen (gedurende de schoolcarrière worden kinderen duurder, dus minder koopkracht over)
  •     gezinnen met kinderen heel jong of juist al uit huis hebben meer koopkracht

Slide 13 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
rekenmethodes:

reëele inkomensverandering = nominale inkomensverandering in % - inflatie in %

voor een heel land: 
verandering reële nominale inkomen in % = verandering nominale inkomensverandering in % - inflatie in %

Slide 14 - Tekstslide

4.6 reëel en nominaal inkomen
Samengevat:
Nominaal inkomen = Wat iemand feitelijk aan Euro's verdient. (inkomen in euro's)
Reëel inkomen = nominaal inkomen gecorrigeerd voor prijsstijgingen. (koopkracht)
vraag:
Waarom is reëel inkomen een betere maatstaf?

Slide 15 - Tekstslide

Huiswerk
Maken: 4.6 oefening 1 t/m 14 blz 142 t/m 145
Rekentrainer blz 155

Slide 16 - Tekstslide