Les 1 - 16.1/16.2

Startopdracht
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijshavo, vwoLeerroute HLeerroute VLeerjaar 4-6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Startopdracht

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De cashflow is...
A
het verschil tussen opbrengsten en kosten van een investering
B
het verschil tussen ontvangsten en uitgaven van een investering
C
de brutowinst + afschrijvingskosten
D
de nettowinst -afschrijvingskosten

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk project is het meest interessant op basis van de cashflows?
A
Project A
B
Project B
C
Project C

Slide 3 - Quizvraag

Totale waarde investering:
A: € 500,000
B: € 800,000
C: € 400,000

Welk project is het meest interessant op basis van de terugverdientijd?
A
Project A
B
Project B
C
Project C

Slide 4 - Quizvraag

Investering C, na drie jaar is de het gehele bedrag van €1 mln terugverdient. Terwijl dat voor project A en B pas na 4 jaar is.

H 16 Personeelsbeleid

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een cashflow?
A
Een inkomensstroom
B
Een flow waarin een ondernemer zich rijk kan voelen
C
Alle ontvangsten en uitgaven
D
Een flow van veel winst

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
De leerling kan:
- het verschil tussen de kenmerken van een individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten benoemen
- onderscheid maken tussen primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
- minimaal twee verschillende soorten arbeidsovereenkomsten benoemen
- minimaal drie plichten van een werkgever en werknemer benoemen
- een opzegverbod noemen van een arbeidsovereenkomst
- kan twee manieren benomen waarop een arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd



Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





Heb jij een bijbaan ?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor werk verricht je?
A
oppassen
B
vakken vullen
C
horeca
D
kranten bezorgen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een arbeidsovereenkomst?
A
Een afspraak tussen werkgever en werkgever
B
Opzegtermijn
C
Proeftijd
D
Een afspraak tussen werknemer en werkgever

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarden arbeidsovereenkomst

Slide 11 - Tekstslide

- gezagsverhouding: jouw baas vertelt je wat voor werk jij moet doen
- loonbetaling: jij ontvangt loon voor het uitgevoerde werk
- arbeidsverplichting: jij moet zelf het werk uitvoeren dit mag een ander niet voor jou doen
Van wat voor soort overeenkomst is hier sprake?
A
Collectieve arbeidsovereenkomst
B
Nuluren contract
C
Individuele arbeidsovereenkomst
D
Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

voordelen CAO: lonen vaak hoger dan minimumloon, meer vakantiedagen dan wettelijk minimum. 
Art 5.3. is een voorbeeld van...
A
Primaire arbeidsvoorwaarden
B
Secondaire arbeidsvoorwaarden

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

primaire: vakantiegeld en toeslagen, de beloningen in geld, het verrichte werk, overwerk en onregelmatige werktijden
secundaire: werktijden, reisvergoeding, werkkleding, aantal vakantiedagen, leasauto.
Art 1.2 Geeft aan dat het gaat om
A
een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd
B
een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

bepaalde tijd: looptijd is expiliciet opgenomen in het contract: tijdelijk contract
onbepaalde tijd: voor de looptijd geld er geen einddatu

automatische omzetting:
- drie tijdelijke contracten van 6 maanden -> 4de is vast 
- bij tweede of volgende contract langer dan 36 maanden --> vast
- drie tijdelijke contracten binnen twee jaar -> vast

Slide 18 - Tekstslide

nuluren: alleen voor gewerkte uren krijg je betaald. Recht op minimaal 3 uur loon

min maxcontract: minimum en maximum aantal arbeidsuren. het minimale aantal uren zijn garantie uren

rechtsvermoeden arbeidsomvang: eisen dat het contract wordt aangepast naar 36 uur omdat afgelopen twee maanden 36 uur 20-40 uur

Welke reden voor ontslag is niet terecht? Je wordt ontslagen:
A
omwille van dwingende reden, je verkeerd gedrag vertoont zoals wanneer je iets gestolen hebt.
B
tijdens de eerste twee jaar ziekte van de werknemer.
C
terwijl je nog in je proeftijd zit.
D
omwille van gewichtige redenen, zoals een verliesgevend bedrijf.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opzegverbod: omstandigheden waarin de werkgever een arbeidsovereenkomst wel wilt beëindigen maar het niet mag beëindigen.

opzegverbod:
- tijdens eerste twee jaar ziekte
- als de werknemer tijdens ziekte te weinig wordt geholpen met reintegratie in het bedrijf en daarom verplicht langer door moet betalen
- tijdens zwangerschap of bevallingsverlof
- bij discriminatie
- staan op gelijkheidsbehandelingen  
- als werknemer ouderschapsverlof of zorgverlof wilt opnemen
- lid van een vakbond is en deelneemt aan vakbondsactiviteiten
- lid van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging
- lid van een politiek orgaan
- als het bedrijf wordt overgenomen
- op zondag niet wilt werken
- als men een militaire dienstplicht vervuld

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontslag op staande voet. Welke zin is juist?

1. Als je zelf ontslag neemt, is dat ontslag op staande voet.
2. Bij ontslag op staande voet heb je recht op een uitkering.
3. Roberto zegt tegen zijn baas dat hij meer wil verdienen. Zijn baas mag hem dan op staande voet ontslaan.
4. Bij ontslag op staande voet moet een baas zich houden aan de opzegtermijn.
A
1 is juist.
B
2 is juist.
C
3 is juist.
D
Geen enkele zin is juist.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen verplichting voor een werkgever ?
A
De werkgever moet zich als goed werkgever gedragen
B
De werkgever moet loon betalen
C
De werkgever moet zorgen voor gezonde en veilige werkomstandigheden
D
De werkgever moet zorgen dat de werknemer naar zijn werk kan komen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

werknemer: 
- arbeid zo goed mogelijk verrichten
- persoonlijk verrichten
- aanwijzingen en opdrachten opvolgen
- als goed werknemer gedragen

werkgever:
- loon betalen 
- bij ziekte loon betalen
- gezonde en veilige werkomstandigheden
- vakantiedagen toekennen en aan de regels houden
- een getuigschrift afgeven 
- rekening houden met werk en rustijden
- goed werkgever zijn
1

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

05:40
De werkgever doet tekort aan het arbobeleid, dit is het
A
beleid dat een werkgever binnen zijn bedrijf voert op het gebied van arbeidsomstandigheden.
B
beleid dat de werkgever toepast bij het uitbetalen van werknemers.
C
beleid dat de werknemer aanvaard als hij in dienst is voor de werkgever.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijk met een kritische blik naar de arbeidsovereenkomst. Je wilt de komende 10 jaar in het onderwijs blijven werken zou jij dit ondertekenen?
Kijk nog eens goed naar de artikelen die komen na artikel 10. 

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk leerdoel is naar jouw mening niet behaald, jij kan...
onderscheid maken tussen primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
verschillende soorten arbeidsovereenkomsten benoemen
plichten van een werkgever en werknemer benoemen
opzegverboden van een arbeidsovereenkomsten benoemen
manieren waarop een arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd
kenmerken van een individuele en collectieve arbeidsovereenkomsten benoemen

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke opgaven
16.2 ; 16.3 ; 16.4 ; 16.7 ; 16.9

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies