1.1 Waar heb jij behoefte aan?

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt noemen welke soort behoeften er zijn
  2. Je kunt de spanning uitleggen tussen behoeften en middelen
  3. Je kan het verschil uitleggen tussen goederen en diensten
  4. Je kan uitleggen wat alternatief aanwendbaarheid inhoudt


Slide 2 - Tekstslide

Behoeften?

Slide 3 - Woordweb

primair of secundaire behoeften?

Primair = basisbehoefte (noodzakelijk)
Secundair/overige = niet noodzakelijk (luxe producten)

Slide 4 - Tekstslide

Een auto: een primaire- of secundaire behoefte?

Slide 5 - Tekstslide

Secundaire behoeften zijn:
A
Playstation4
B
Brood
C
Trui
D
iPhone

Slide 6 - Quizvraag

Schaarste
Schaarste:  met een beperkt aantal middelen kan jij niet aan de behoeften voldoen.
Je moet een keuze maken.

Slide 7 - Tekstslide

Schaarste

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn vrije goederen?
A
Zeewater, zonlicht, wind
B
Brood, melk, boter
C
Ipad, Iphone, Macbook

Slide 9 - Quizvraag

Producten kan je onderverdelen in:






  • goederen 
  • diensten
  • consumeren

Slide 10 - Tekstslide

Gebruiksgoederen

(vaak gebruiken)

Verbruiksgoederen

(een/enkele keren gebruiken)

Slide 11 - Tekstslide

Alternatief aanwendbaar
  • Middelen zijn alternatief aanwendbaar
  • Als je het één doet, kun je het ander niet doen

Slide 12 - Tekstslide

Alternatief aanwendbaar
Je moet keuzes maken! Meerdere mogelijkheden om je behoeften te vervullen noem je alternatief aanwendbaar.

VB: Je smeert je eigen brood voor school hierbij zet je tijd in en bespaar je het middel geld
Tijd is dus alternatief aanwendbaar gebruikt.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Maken: 1.1 opgaven 1 t/m 13
Tijd: 20 min.


Hoe: je mag samenwerken in duo's
Klaar: lees de theorie nog eens door
timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt noemen welke soort behoeften er zijn
  2. Je kunt de spanning uitleggen tussen behoeften en middelen
  3. Je kan het verschil uitleggen tussen goederen en diensten
  4. Je kan uitleggen wat alternatief aanwendbaarheid inhoudt


Slide 15 - Tekstslide

Schaarste ontstaat doordat de behoeften groter/kleiner zijn dan de middelen.
A
groter
B
kleiner

Slide 16 - Quizvraag

Er zijn twee soorten behoeften:

Primaire behoeften & secundaire behoeften
Welke is een primaire behoefte?
A
brood
B
smartphone
C
auto
D
vakantie

Slide 17 - Quizvraag

Het kopen van goederen/diensten heet
A
consumeren
B
produceren

Slide 18 - Quizvraag

Dat middelen maar op een manier kunnen ingezet worden noemen we alternatief aanwendbaar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag