C. Salzen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Leerdoel 1

Je kunt een thema van het Jeugdjournaal volgen

....

Eerst kijken: 02:08

 fragen volgen na het journaal

....

www.zdf.de

QR-codes zijn praktisch,
maar er is ook een probleem.
Leg uit wat dat is ....

Wat ben je te weten gekomen
over het 'Christliche Fasten'?
Wat vasten de geïnterviewden?

Waar in Hamburg
zingt het beginnerskoor?
In een ...

1. school.
2. gemeentehuis.
3. winkelcentrum.
4. museum.

Wat was het
droomberoep
van de presentator?

1. zanger
2. leraar
3. politieagent
4. profvoetballer

Op de basisschool in Engeland
kun je een paar keer per jaar
beroepen uitproberen.

1. goed
2. fout

Was ist dein Traumberuf?

Heb je een bijbaantje? Indien ja, wat doe je en hoeveel verdien je per uur?

Werkwoorden!

Wat weet 

je  nog ?

Werkwoorden, waarom zijn ze zo belangrijk?

Werkwoorden

* BASIS van iedere zin  

                      >>>>    spreken    &    schrijven

Hoe vorm je de stam van een werkwoord?

Hoe vorm je de stam van een werkwoord?

 * hele werkwoord - en:

                              wohnen

                                spielen

                                  essen

KENMERK van regelmatige ZWAKKE werkwoorden?

Hoofdregel (feesttenten)

	FE-
ich	spiel e
du	spiel st
er / sie / es	spiel t
wir	spiel en
ihr	spiel t
sie / Sie	spiel en

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

stam + st

stam + e

stam + t

stam + en

stam + t

stam + en

Lübecker Marzipan (kommen) aus Deutschland.

1. komme
2. kommst
3. kommt
4. kommen

Ich (wohnen) in Schagen und ich (heißen) Fritz.

1. wohnst - heißst
2. wohne - heiße
3. wohnt - heiße
4. wohn - heiß

(Haben) ihr Hausaufgaben?

1. Habt
2. Habst
3. Habe
4. Hat

Hoe vorm je het voltooid deelwoord van de regelmatige zwakke werkwoorden?

Voltooid deelwoord Zw. WW:

Hulpwerkwoord haben of sein  ....  ge + stam + t

Voorbeelden:

Ich habe Gitarre gespielt.

Ich bin gestern nach Amsterdam gereist.

Ich (haben) mein Haus (schmücken).
(versieren)

1. habe - geschmückst
2. hat - geschmückt
3. habe - geschmückt
4. habt - schmückt

Mein Bruder (haben) Fußball (spielen).

1. hast - gespielet
2. habe - gespield
3. habt - gespielt
4. hat - gespielt

(Haben) du in der Disko (tanzen)

1. Hat - getanzst
2. Hast - getanzt
3. Habt - getanzd
4. Habe - getanzt

Deze vind je in de woordenlijst: ....

7. Grammatik                Seite 90

We kijken naar de uitlegvideo: 

Werkwoorden met stam op -s, - ss, -z & ß

Kijkvraag:

Wat is anders?

Seite 90

(Tanzen) du gerne?

1. Tanzt
2. Tanzst
3. Tanze
4. Tanzen

Wie (heißen) du?

1. heißst
2. heiße
3. heißen
4. heißt

Meine Mutter (salzen) die Pommes zu sehr!

1. salzst
2. salzt
3. salze
4. salzen

Wo (sitzen) du immer im Klassenzimmer? Neben Anna.

1. sitzst
2. sitze
3. sitzt
4. sitzen

Hallo Peter, (schwänzen) du oft?
Nein, ich schwänze nie!

1. schwänzst
2. schwänze
3. schwänzt
4. schwänzen

Zet bij je notities op  pagina 117: ...

Jetzt du!

Huiswerk ...

Maak in je boek:

           * Oefening 13, 14 & 15 

           * op pagina 90  -  91

Leren: 

            * Werkwoorden met 

                stam op -s, -ss, -z, -ß