A De klok lezen + regel van 3 (Bart)

Deel 1:
Vraagstukken: de klok
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeSecundair onderwijs

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deel 1:
Vraagstukken: de klok

Slide 1 - Tekstslide

Hoe laat is het op de klok?
A
Twintig voor zeven
B
Kwart na zeven
C
Half acht
D
middernacht

Slide 2 - Quizvraag

schuif de klokjes bij elkaar die hetzelfde uur hebben.
15:25
10u45
06:00
19u30
half acht
kwart voor elf
zes uur
vijven
twintig over drie

Slide 3 - Sleepvraag

Meneer Aaron vertrekt om kwart over 7 naar school. Hij doet er 25 minuten over met de fiets. Om hoe laat komt hij aan?
Hij komt aan om 

Slide 4 - Sleepvraag

Evelien is om 09:23 in het Centraal Station in Antwerpen. Over 22 minuten vertrekt haar trein naar Brussel. De trein zal 25 minuten rijden. Hoe laat komt de trein in Brussel aan?
A
09:45
B
10:00
C
10:10
D
10:15

Slide 5 - Quizvraag

9:23 + 0:22 = 9:45
9:45 + 0:25 = 10:10
Evelien komt om 10 na 10 aan in Brussel.

Slide 6 - Tekstslide

Mevr. Imke vertrekt om 6u45 met de auto naar school. Zij moet 55 minuten rijden tot aan de parking. Daarna moet zij nog 5 minuten wandelen tot aan school.
Hoelaat komt Mevr. Imke aan op de parking?
Hoelaat komt Mevr. Imke aan op school?

Slide 7 - Sleepvraag

aankomst parking: 6u45 + 55min = 7u40
wandelen tot aan de school: 7u40 + 5min = 7u45

Slide 8 - Tekstslide

Olivier gaat naar de cinema. Hij moet er om 10 over 10 zijn. Normaal zou hij 20 minuten rijden, maar er is een ongeval gebeurd. Hierdoor moet hij 12 minuten extra rijden. Daarna moet hij ook nog 5 minuten wandelen. Hoe laat moet Olivier vertrekken?
A
9u21
B
9u33
C
9u27
D
9u42

Slide 9 - Quizvraag

10u10 - 32min. = 9u38
9u38 - 5min.= 9u33
Olivier moet om 9u33 vertrekken.

Slide 10 - Tekstslide

Deel 2: Verhoudingstabellen

Slide 11 - Tekstslide

Meneer Bart kijkt 1,5 uur televisie per dag. Hoeveel uur televisie kijkt hij per week?
A
14 uur
B
10,5 uur
C
7 uur
D
7,5 uur

Slide 12 - Quizvraag

Meneer Bart kijkt 10,5 uur televisie per dag.

Slide 13 - Tekstslide


Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Mevrouw Katrien eet in de maand februari 84 boterhammen. Hoeveel boterhammen eet zij per dag?

Slide 16 - Open vraag


Mevrouw Katrien eet elke dag 3 boterhammen.

Slide 17 - Tekstslide


Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide


Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide


Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide


Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Deel 3: De regel van drie 

Slide 26 - Tekstslide


Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide


Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

De snelste route om van Antwerpen naar Luik te gaan is 150 km lang. Als we deze weg tegen 90 km/uur afleggen, hoelang zijn we dan onderweg?
A
1 uur 30 minuten
B
1uur 40 minuten
C
1 uur 50 minuten
D
2 uur

Slide 31 - Quizvraag

We zijn dan (100 minuten ofwel) 1 uur en 40 minuten  onderweg. 

Slide 32 - Tekstslide


Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide


Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide


Slide 37 - Open vraag

x 45

Slide 38 - Tekstslide

Op vrijdagmorgen neemt meneer Bart de tram. Hij neemt rond 9:00 de tram aan de halte "Hoboken Zwaantjes" en rijdt naar "Merksem Rerum Novarum." Wat is de gemiddelde snelheid van de tram, als je weet dat de afstand 14 km is.
Tip: gebruik de routeplanner van de lijn --> www.delijn.be
A
17 km/u
B
22 km/u
C
27 km/u
D
32 km/u

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Deel 4: De regel van drie: omgekeerde evenredig.

Slide 41 - Tekstslide


Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Tekstslide


Tekst

Slide 44 - Open vraag

Slide 45 - Tekstslide

Sofie rijdt met de auto naar Parijs. Ze rijdt tegen 80 km/u en moet 4 uur rijden. Thomas gaat met de fiets en rijdt tegen 16 km/u. Hoeveel uur moet Thomas fietsen.

Slide 46 - Open vraag

Ik rijd van Antwerpen naar Madrid. Na 3 uur rijden heb ik 270 km gereden. Na hoeveel uur kom ik in Madrid aan?
A
14 uur
B
18 uur
C
22 uur
D
26 uur

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Bookwidgets  maken (4 delen)
3 vragen van elk deel, steeds 1 met opzoeken
--> tram: tijdsduur
--> prijs inkom museum voor 2 personen (verhouding)
--> prijs: 8 liter fanta (verhouding)
--> blikjes cola verpakking van 12 --> kostprijs 16 blikjes van 15 cl (regel van drie
afstand berekenen --> tijdsduur


Slide 50 - Tekstslide