Klare taal les 25: rangtelwoorden

rangtelwoorden
In deze les leer je 
- wat rangtelwoorden zijn
- hoe je rangtelwoorden kunt vormen
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

rangtelwoorden
In deze les leer je 
- wat rangtelwoorden zijn
- hoe je rangtelwoorden kunt vormen

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten jullie al? 

Slide 2 - Tekstslide

Zes (6) is een telwoord
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quizvraag

Acht (8) is een rangtelwoord
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een rangtelwoord?
A
Tien
B
Vijfde
C
100
D
veel

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen rangtelwoord?
A
vierde
B
eerste
C
negentien
D
laatste

Slide 6 - Quizvraag

telwoorden

Telwoorden zijn cijfers, nummers, aantallen.

Met telwoorden kun je tellen:
1, 2, 3, 4, 5, .....
rangtelwoorden

Rangtelwoorden  geven een volgorde aan.

1e, 2e, 3e, ........

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de regels om een rangtelwoord te maken?
Van 1 - 20:                 Meestal telwoord + de

eindigt een telwoord op      -t,   -d,   -g ?      ->    + ste

Slide 8 - Tekstslide

van 1 tot 20 :
1e : eerste                                6e :   zesde
2e: tweede                                    7e :   zevende
3e: derde                                 8e :   achtste
4e: vierde                                9e :   negende
5e: vijfde                                 10e : tiende

Slide 9 - Tekstslide

van 11 tot 20:
11e : elfde                                16e : zestiende
12e: twaalfde                         17e : zeventiende
13e: dertiende                       18e : achttiende
14e: veertiende                       19e : negentiende
5e: vijftiende                          20e : twintigste

Slide 10 - Tekstslide

LET OP!!
1e: eende X = eerste
3e: driede X = derde

Slide 11 - Tekstslide

Dus wat zijn de regels?
Rangtelwoord = Telwoord + de
Maar niet voor:
1e= eerste                            20 = twintigste
3e= derde
8e = achtste

Slide 12 - Tekstslide

En ook nog:

eerste                             middelste                          laatste

Slide 13 - Tekstslide

Een rangtelwoord geeft een volgorde aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Zoek het rangtelwoord

Gisteren wonnen deze elf voetballers hun eerste wedstrijd.
A
eerste
B
elf

Slide 15 - Quizvraag

Wat is hier een rangtelwoord?
A
nul (o)
B
honderd (100)
C
dertien (13)
D
negende (9)

Slide 16 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Laatste en middelste zijn rangtelwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Januari is de ________ maand van het jaar.

Slide 19 - Open vraag

Maart is de _________ maand van het jaar

Slide 20 - Open vraag

Mei is de ________ mand van het jaar.

Slide 21 - Open vraag

Augustus is de __________ maand van het jaar.

Slide 22 - Open vraag

December is de ___________ maand van het jaar.

Slide 23 - Open vraag

Zondag is de eerste dag van de week. Maandag is de _____ dag van de week.

Slide 24 - Open vraag

Woensdag is de _________ dag van de week.

Slide 25 - Open vraag

Vrijdag is de ______ dag van de week.

Slide 26 - Open vraag

Het rangtelwoord van 1 is?

Slide 27 - Open vraag

Het rangtelwoord van 11 is?

Slide 28 - Open vraag

Het rangtelwoord van 20 is?

Slide 29 - Open vraag

Ik weet nu wat rangtelwoorden zijn
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Ik weet nu hoe ik rangtelwoorden moet maken.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 31 - Quizvraag