Le verbe avoir

AVOIR
Wat weet je nog van het werkwoord
avoir ?
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

AVOIR
Wat weet je nog van het werkwoord
avoir ?

Slide 1 - Woordweb

j'ai
tu as
il/elle a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir' 
ik heb
jij hebt
hij/zij heeft
wij hebben
u heeft, jullie hebben
zij hebben

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' 
Grammaire 'Avoir' 
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 4 - Sleepvraag

Vertaal: Julie heeft

Julie ____________ un chien.

A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal: wij hebben
____________ une fėte chez Daniel vendredi soir.
A
nous sommes
B
nous avons
C
vous avez
D
vous êtes

Slide 6 - Quizvraag

Men heeft =
Et samedi ____________ une fête chez Dennis.
A
nous avons
B
vous avez
C
tu as
D
on a

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb: ____________ rendez-vous chez le docteur.
A
tu as
B
j'ai
C
je a
D
je suis

Slide 8 - Quizvraag

hij heeft: ____________ un jean noir.
A
ils ont
B
j'ai
C
il as
D
il a

Slide 9 - Quizvraag

Heb jij: tu ____________ mal à la tête ?
A
as
B
es
C
ont
D
avons

Slide 10 - Quizvraag

u heeft =
Vous ____________ français le lundi ?
A
avons
B
êtes
C
avez
D
ont

Slide 11 - Quizvraag

Elles ____________ des billets pour le concert de Justin Bieber.
A
ont
B
sont
C
a
D
avons

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb =
A
j'ai
B
tu as
C
je suis
D
tu es

Slide 13 - Quizvraag

zij heeft =
A
il a
B
elle est
C
elle a
D
il est

Slide 14 - Quizvraag

u heeft =
A
nous avez
B
vous avons
C
nous avons
D
vous avez

Slide 15 - Quizvraag

jij hebt =
A
tu es
B
tu as
C
j'ai
D
tu ai

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb

Slide 17 - Open vraag

nous avons

Slide 18 - Open vraag

u heeft

Slide 19 - Open vraag

tu as

Slide 20 - Open vraag

zij heeft

Slide 21 - Open vraag