Quiz Politiek juridisch

De inwoners van Noord Korea leven in een
A
Directe democratie
B
Indirecte democratie
C
Dictatuur
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
HandelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De inwoners van Noord Korea leven in een
A
Directe democratie
B
Indirecte democratie
C
Dictatuur

Slide 1 - Quizvraag

De VVD is een
A
Progressieve partij
B
Linkse partij
C
Socialistische partij
D
rechtse liberale partij

Slide 2 - Quizvraag

Een plek in de tweede kamer noem je een
A
Zetel
B
Stem
C
Coalitie
D
Fractie

Slide 3 - Quizvraag

Oppositie is of zijn:
A
Politieke partijen in de 2e kamer die niet in het kabinet zitten
B
Groep volksvertegenwoordigers van dezelfde politieke partij
C
Politieke partijen die wel in het kabinet zitten
D
Partijen die altijd tegen alle voorstellen zijn

Slide 4 - Quizvraag

Wie zitten er in de regering en het kabinet?
A
De ministers
B
De staatssecretarissen
C
De ministers en staatsecretarissen
D
Geen van voorgenoemde antwoorden

Slide 5 - Quizvraag

Welke taak heeft de formateur?
A
Deze onderzoekt welke partijen een kabinet kunnen vormen
B
Deze onderzoekt welke personen ministers en staatssecretarissen worden
C
Deze leidt een politieke partij
D
Deze persoon stelt een politieke partij samen

Slide 6 - Quizvraag

De politieke partijen die samenwerken in het kabinet noemen we
A
Oppositie
B
Fractie
C
Coalitie
D
Het parlement

Slide 7 - Quizvraag

Een toespraak van de koning over de plannen van de regering in september
noemen we
A
Troonrede
B
Prinsjesdag
C
Miljoenennota
D
Pitch

Slide 8 - Quizvraag

De volksvertegenwoordigers uit de provincie worden gekozen door
A
de regering
B
de burgemeesters van de gemeentes in de provincie
C
Deze worden niet gekozen
D
Door de inwoners van de provincie

Slide 9 - Quizvraag

Het gemeentebestuur bestaat uit
A
De burgemeester
B
De wethouders
C
Burgemeester en wethouders
D
De gemeenteraad

Slide 10 - Quizvraag

De wetgevend macht bestaat uit:
A
De 1e en 2e kamer
B
De regering
C
De politie en de rechters
D
De 1e en 2e kamer en het kabinet

Slide 11 - Quizvraag

De uitvoerende macht bestaat uit
A
De politie
B
De regering, ministeries en de politie en Boa's
C
De rechters
D
Het openbaar ministerie

Slide 12 - Quizvraag

De rechterlijke macht bestaat uit
A
De rechters en het openbaar ministerie
B
Advocaten
C
Officier van justitie
D
Rechtse politieke partijen

Slide 13 - Quizvraag

De wetgevend, de uitvoerende en de rechterlijke macht noemen we
A
De sterke drie
B
Trias politica
C
De onafhankelijke drie
D
Stracciatella

Slide 14 - Quizvraag

Jurisprudentie betekent
A
Rechtsbron (wet, verdrag)
B
Internationaal verdrag
C
Een uitspraak van een rechter
D
De uitspraken die rechters eerder hebben gedaan

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de taak van het openbaar ministerie?
A
Uitspraak doen in een rechtszaak
B
Zorgen dat het ministerie toegankelijk is voor burgers
C
Verdachten verdedigen in de rechtbank
D
Zorgen dat verdachten voor de rechter komen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de hoogste rechter in Nederland
A
Het Gerechtshof
B
De Hoge raad
C
De raad van state
D
De rijdende rechter

Slide 17 - Quizvraag

Wat is publiekrecht
A
regels tussen personen en de overheid
B
Regels tussen personen en bedrijven
C
Regels tussen organisaties en de overheid
D
Vrijheid van meningsuiting

Slide 18 - Quizvraag

Wie is er verantwoordelijk dat de bomen langs de doorgaande weg in jouw plaats op tijd worden gesnoeid?
A
De overheid
B
De provincie
C
De gemeente
D
Het nederlands bosbeheer

Slide 19 - Quizvraag