In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Doel
Het persoonlijk voornaamwoord:
weten, kennen en herkennen
Het bezittelijk voornaamwoord:
weten, kennen en herkennen
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Persoonlijk voornaamwoord
Je kunt naar personen, dieren of dingen verwijzen. Daarvoor gebruik je een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord.
Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) verwijst naar een persoon, dier of ding:
Wij gaan een weekend naar Texel.
Onze kat slaapt overdag, omdat hij ’s nachts veel buiten rondloopt.
Slide 4 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.
Slide 5 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
Enkelvoud
Meervoud
Verwijst naar iemand
Onderwerp
Ik houd van de ATM.
Ik, jij, je, u, hij, zij, ze, het
Houden jullie van de ATM?
Wij, we, jullie, u, zij, ze
Geen onderwerp
Ik ga samen met hem.
Mij, me, jou, je, u, hem, haar, het
Spreken we bij ons af?
Ons, jullie, u, hun, hen, ze
Verwijst naar iets
Mag ik die nietmachine even, ik heb hem nodig.
Luke heeft een nieuw kapsel. Ik vind het heel mooi.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: jullie tuin, onze school, jouw tas.
Slide 7 - Tekstslide
bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn
Slide 8 - Tekstslide
Zij heeft aan hem verkering gevraagd.
Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem
Slide 9 - Quizvraag
Weet je nog wat persoonlijke voornaamwoorden zijn? Zoek het persoonlijk voornaamwoord.
A
hem
B
ik
C
haar
D
mijn
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar
Slide 11 - Quizvraag
Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het persoonlijk voornaamwoord is... / De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar
Slide 13 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem
Slide 14 - Quizvraag
Haar is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Hun gaan naar de kroeg
Slide 16 - Tekstslide
Me lieverd eet een patatje
Slide 17 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
Zijn
Haar
Hij
Mijn
Uw
Jij
Slide 18 - Sleepvraag
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem
Slide 19 - Sleepvraag
Aan de slag met:
Werkblad woordsoorten
Slide 20 - Tekstslide
Lesdoel:
Aan het einde van de les weet je wat een persoonlijk vnw is.
Aan het einde van de les weet je wat een bezittelijk vnw is.