1K Lezen & Schrijven 08-09

Fictie opdracht 4 (blz. 195-197) 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Fictie opdracht 4 (blz. 195-197) 

Slide 1 - Tekstslide

een aandenken
woordsoort?

Slide 2 - Tekstslide

amicaal
Spaans?

Slide 3 - Tekstslide

bezoek

Slide 4 - Tekstslide

bonje

Slide 5 - Tekstslide

domineren

Slide 6 - Tekstslide

gunstig

Slide 7 - Tekstslide

knus

Slide 8 - Tekstslide

nauwgezet

Slide 9 - Tekstslide

oprecht

Slide 10 - Tekstslide

roddelen

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk voor woensdag 15 september (in je agenda en op Magister!) 


Lezen Hoofdstuk 1: Opdracht 4 (blz. 15-16)

Schrijven Hoofdstuk 1: 
Opdracht 1.1 + 1.2 + 1.3 (blz. 18)





Slide 12 - Tekstslide

Voor de pauze:
Woordenschat en Fictie bespreken

Na de pauze:
Lezen H1 afmaken + uitleg schrijven

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht:
Woordenschat opdracht 2,3,4,5 (24-27)

Opdracht 3: uitdrukkingen? 
Als je het niet weet, gebruik een woordenboek


Slide 14 - Tekstslide

QUIZ
Woordenschat opdracht 6 
ga op je telefoon naar www.lessonup.com en vul de cijfercode in.
schrijf het goede antwoord in je schrift!

Slide 15 - Tekstslide

Synoniem voor: aandenken
A
herinneren
B
gedachten
C
souvenir
D
geheugen

Slide 16 - Quizvraag

Synoniem voor: gunstig
A
luidruchtig
B
voordelig
C
regenachtig
D
moeilijk

Slide 17 - Quizvraag

Synoniem voor: ruïneerde
A
vernielde
B
maakte
C
schilderde
D
hakte

Slide 18 - Quizvraag

Synoniem voor: souterrain
A
zolder
B
keuken
C
kelderverdieping
D
badkamer

Slide 19 - Quizvraag

Synoniem voor: recent
A
journalist
B
onlangs
C
oud
D
vals

Slide 20 - Quizvraag

Synoniem voor: relatie
A
ruzie
B
discussie
C
scheiding
D
verhouding

Slide 21 - Quizvraag

Synoniem voor: onderzocht
A
analyseerde
B
jaagde
C
loog
D
praatte

Slide 22 - Quizvraag

Synoniem voor: vriendschappelijk
A
terughoudend
B
spaarzaam
C
amicaal
D
banaal

Slide 23 - Quizvraag

Synoniem voor: bejegenen
A
stelen
B
straffen
C
discusseren
D
behandelen

Slide 24 - Quizvraag

Synoniem voor: roddelen
A
rennen
B
kwaadspreken
C
grappen
D
schreeuwen

Slide 25 - Quizvraag

Synoniem voor: beleid
A
aanpak
B
gesprek
C
vergadering
D
misverstand

Slide 26 - Quizvraag

Extra huiswerkopdracht
Maak een zin met zoveel mogelijk nieuwe woorden die je hebt geleerd. Wie kan de zin maken met de meeste nieuwe woorden

Woordenlijst

Slide 27 - Tekstslide