Thema 5 Erfelijkheid en evolutie B2 Chromosomen

Thema 5 

Erfelijkheid en evolutie



B2
Chromosomen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 

Erfelijkheid en evolutie



B2
Chromosomen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Intro
  • Leerdoel B2 (1 min)
  • Uitleg B2: - Paren
                              - Geslacht
                                                            - Verschillende informatie
                                           - Geslachtscellen
                            - Variatie
  • Zelfstandig aan de slag met de opdrachten (15 min)
  • Afsluiter B2 (5 min)
            

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
5.2.3 Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.

5.2.4 Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.

5.2.5 Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.


Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen. De informatie hiervoor ligt in slechts 46 chromosomen. Van elk chromosoom heb je er twee.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Paren
  • Chromosomen uit één lichaamscel van een vrouw, gerangschikt naar grootte en vorm.
  • Celkern mens bevat 46 chromosomen
  • Chromosomen komen in paren voor. Dus in alle lichaamscellen 23 paren chromosomen in een celkern. 
  • Beide chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen en dus de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.
  • Chromosomenpaar 15: genen met informatie voor de oogkleur.

Slide 5 - Tekstslide

Geslachts-chromosomen
  • Bij het 23e chromosomenpaar staat geen nummer maar ‘XX’ (zie afbeelding 1). 
  • Dit zijn de geslachtschromosomen. 
  • Bij een vrouw zijn de geslachtschromosomen gelijk aan elkaar. Een vrouw heeft twee X-chromosomen (XX). 
  • Bij een man zijn de geslachtschromosomen verschillend. Een man heeft een X- en een Y-chromosoom (XY)
  • Heel af en toe worden ook meisjes geboren met XY-chromosomen en jongens met XX-chromosomen. Dit zijn vormen van intersekse
  • Soms is intersekse bij de geboorte zichtbaar en heeft dan zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken.
  • Iemand kan ook de geslachtskenmerken hebben van één sekse, met een mix van mannelijke en vrouwelijke chromosomen en/of hormonen.

Slide 6 - Tekstslide

Verschillende informatie
  •  Twee chromosomen van een paar bevatten informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen (gekleurde bandjes). 
  • Dezelfde kleur: de informatie op beide chromosomen is gelijk, bijvoorbeeld: blond haar.
  • Kleur verschillend: verschillende informatie op de chromosomen. Het ene chromosoom bevat bijvoorbeeld de informatie voor bruine ogen, het andere voor blauwe ogen.
  • De chromosomen bevatten dan verschillende varianten van een gen.
  • Van elk chromosomenpaar is één chromosoom afkomstig van de vader en één van de moeder. Daardoor kan de informatie op de twee chromosomen van een paar verschillend zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Geslachtscellen
  • Bij geslachtelijke voortplanting versmelten de kernen van twee geslachtscellen (een eicel en een zaadcel). 
  • In geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig
  • Dus een geslachtscel van een mens bevat dus geen 46 chromosomen, maar slechts 23.
  • Geslachtscellen ontstaan door een speciale celdeling: de meiose
  • Bij meiose worden de chromosomen verdeeld over de dochtercellen (geslachtscellen). 
  • Daarbij krijgt elke geslachtscel één chromosoom van elk chromosomenpaar.
  • Bij zaadcellen komt dan ook veel variatie in genotypen voor, net als bij de eicellen die een vrouw maakt.

Slide 8 - Tekstslide

Variatie
  • 23 chromosomen van de zaadcel en de 23 chromosomen van de eicel komen bij elkaar in de kern van de bevruchte eicel. 
  • Kern van de bevruchte eicel: 46 chromosomen, 23 paren 
  • Van elk chromosomenpaar is één chromosoom afkomstig van de moeder en één van de vader.
  • Iedere nakomeling heeft een andere combinatie van chromosomen dan de ouders. 
  • Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen bij de nakomelingen.
  • Geslachtschromosoom eicel is altijd een X. Geslachtschromosoom zaadcel kan een X zijn of een Y
  • Bij bevruchting dan een chromosomenpaar XX of een  XY, een meisje of een jongetje, en heel soms intersekse.

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag
  • Maak opdracht 1 t/m 9 (+10)
  • Kijk de opdrachten na met het antwoordboek of digitaal
  • Oefen de Flitskaarten en check de leerdoelen met de Test Jezelf

Klaar? 
  • Lees de Samenhang en maak opdracht 11 als je eerder klaar bent...


timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Lever hier je samenvatting in...

Slide 11 - Open vraag

Lesafsluiter B2

5.2.3 Je kunt uitleggen hoe elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.

 5.2.4 Je kunt aangeven dat bij mensen het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen.

5.2.5 Je kunt uitleggen hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen PAREN zijn er in een gezond mens?
A
24
B
46
C
23
D
47

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn de geslachtschromosomen bij een man?
A
XX
B
XY
C
YY

Slide 14 - Quizvraag

Hebben de geslachtcellen van mensen altijd dezelfde chromosomen met dezelfde genen?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen of hoeveel paren chromosomen heeft een geslachtscel?
A
46
B
23 paren
C
46 paren
D
23

Slide 16 - Quizvraag

Door welke geslachtscellen wordt het geslacht bepaald?
A
Eicel
B
Spermacel

Slide 17 - Quizvraag