Gammatica

Grammatica
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Herhalen persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord
- Huiswerk bespreken

- Instructie wederkerig en wederkerend voornaamwoord
- Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 3 - Woordweb

Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar: 
  • Personen
  • Een groep personen
  • Voorwerpen en onzichtbare zaken

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden staan altijd in combinatie met een zelfstandig naamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Pers vnw vervangt het zn

Het meisje is onderweg naar school

Zij is onderweg naar school

Slide 6 - Tekstslide

"Het" kan ook een pers vnw zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waar ligt jouw boek?

Het  ligt op tafel

Dat ligt op tafel

Slide 8 - Tekstslide

Verander "de jongens" in een pers. vnw.
De jongens rennen naar de overkant.
A
Hun
B
Hij
C
Zij

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 10 - Woordweb

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft bezit aan

Haar  opa.
De opa is de hare.

Slide 11 - Tekstslide

Een bez. vnw. staat bijna altijd voor een zn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Zijn appel
Haar fiets
Hun boek 
Jullie tas

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
Pak je huiswerk voor vandaag erbij,
 maar blijf wel in de lesson-up!

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een wederkerend voornaamwoord?

Slide 15 - Woordweb

Slide 16 - Video

Wij hebben ons vergist in de afstand die we moesten lopen.
Is "ons" een wknd. vnw.?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Een wknd. vnw. verwijst naar het eerder genoemde onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Wederkerig voornaamwoord

Slide 19 - Tekstslide

Drie wkg vnw
  • Elkaar
  • Mekaar
  • Elkander 

Slide 20 - Tekstslide

 Wkg. vnw. -> wederzijdse relatie of handeling (2 of meer mensen)


Slide 21 - Tekstslide

Zij zijn aan elkander gewaagd.
Zij geven elkaar een hand.
Zij moeten met mekaar samenwerken.

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 5, 6 & 7
Grammaticaboekje voornaamwoorden

Slide 23 - Tekstslide