V2E Past simple, genitive, comparisons

Today's planning
1.    Wat gaan we doen en waarom?
Recap past simple, genitive en de vergelijkingen als voorbereiding op de toets
2.    Hoe? Luisteren naar de uitleg en daarna zelfstandig op je chromebook
3.    Hoeveel tijd?  40 minuten
4.    Hulp nodig? Vinger opsteken bij een vraag
5.    Uitkomst? Wat doen we ermee?
Oefenen in LessonUp met 20 vragen over deze onderdelen. Heb je de stof begrepen? Waar moet ik nog extra mee oefenen?
6.    Klaar? Pak een oefenblad van voorin de klas om extra mee te oefenen

Lesdoelen:
-    Kan ik de past simple, de genitive (bezitsvorm) en de vergelijkingen maken in de LessonUp quiz
-    Heb ik geoefend met de grammatica onderdelen in LessonUp en weet ik wat ik nog extra moet oefenen thuis



1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Today's planning
1.    Wat gaan we doen en waarom?
Recap past simple, genitive en de vergelijkingen als voorbereiding op de toets
2.    Hoe? Luisteren naar de uitleg en daarna zelfstandig op je chromebook
3.    Hoeveel tijd?  40 minuten
4.    Hulp nodig? Vinger opsteken bij een vraag
5.    Uitkomst? Wat doen we ermee?
Oefenen in LessonUp met 20 vragen over deze onderdelen. Heb je de stof begrepen? Waar moet ik nog extra mee oefenen?
6.    Klaar? Pak een oefenblad van voorin de klas om extra mee te oefenen

Lesdoelen:
-    Kan ik de past simple, de genitive (bezitsvorm) en de vergelijkingen maken in de LessonUp quiz
-    Heb ik geoefend met de grammatica onderdelen in LessonUp en weet ik wat ik nog extra moet oefenen thuis



Slide 1 - Tekstslide

Past Simple
What
Past simple
When
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
How
Met -ed OF een onregelmatige vorm.
Signal words
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Examples
He walked her home last night.
I talked to him yesterday.
She swam a lot in her spare time during the holidays.
Our math teacher taught us a lot last year

Slide 2 - Tekstslide

Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple 
The past simple eindigt vaak op -ed. 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I didn't play
You didn't play
He/she/it didn't  play
We didn't  play
They didn't play
You didn't  play
Did I play?
Did you play?
Did he/she/it play?
Did we play?
Did they play?
Did you play?

Slide 3 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Hele WW        Past Simple                            Hele WW        Past Simple
to be                was / were                                to write           wrote
to find             found                                          to cut               cut
to begin         began                                         to have            had                     
to take            took                                             to come          came
to think          thought                                      to know          knew              
to bring          brought                                     to leave           left
to write           wrote                                          to go                went


Slide 4 - Tekstslide

Genitive (bezitsvorm)
Als je wilt aangeven dat iemand iets bezit, of dat iets bij iemand hoort, gebruik je ’s:
- my sister’s boyfriend
- Dereck’s presents

’s zet je achter een persoon of dier in het enkelvoud, en achter namen:
- Charles’s house
- the dog’s bone

‘ zet je achter een meervoudsvorm die eindigt op een -s (twee of meer mensen of dieren):
- my brothers’ room
- my parents’ careers

Slide 5 - Tekstslide

Comparisons
1 lettergreep
- er
-est
fast, faster, fastest
2 lettergrepen
eindigen

-er
-est
pretty, prettier, prettiest
3 lettergrepen
more
most
more interesting, most interesting

Slide 6 - Tekstslide


Wat is de Past Simple van play
A
plaied
B
played
C
playd

Slide 7 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van work
A
works
B
worked
C
working
D
work

Slide 8 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 9 - Quizvraag


Wat is de Past Simple van think
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 10 - Quizvraag

PAST SIMPLE:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I was hearing my mother.
B
I have heard my mother.
C
I heard my mother.
D
I hear my mother.

Slide 11 - Quizvraag

Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?

A
Did you eat eggs for breakfast yesterday?
B
Do you always eat breakfast in the morning?
C
Have you eaten breakfast yet?
D
Has she seen the movie?

Slide 12 - Quizvraag

Past simple
''be''
A
was
B
were
C
was/were
D
are

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de goede vorm van de genitive?
A
This is my fathers car.
B
This is my fathers' car.
C
This is my father's car.
D
This is my fathers his car

Slide 14 - Quizvraag

Genitive (= bezitsvorm) - Choose the correct answer

______ (my parents/ cars) have been parked across the street.
A
My parents' cars
B
My parents's cars
C
The cars of my parents
D
My parents cars

Slide 15 - Quizvraag

Genitive (= bezitsvorm) - Choose the correct answer
A
The children's toys
B
The childrens' toys
C
The children' toys
D
The childrens toys

Slide 16 - Quizvraag

Genitive (= bezitsvorm) - Choose the correct answer
A
The princess's dress is pink.
B
The princess' dress is pink
C
The dress of the princess

Slide 17 - Quizvraag

Genitive (= bezitsvorm) - Choose the correct answer

_______ (my uncle/ neighbour) has a really friendly dog.
A
My uncles' neighbour
B
The neighbour of my uncle
C
My uncles's neighbour
D
My uncle's neighbour

Slide 18 - Quizvraag

Comparatives:
Ronald is much more ... than Rupert.

A
more helpful
B
helpfuller
C
more helpfull

Slide 19 - Quizvraag

Comparatives:
My grade is ...(good) than yours.
A
beter
B
gooder
C
better
D
more good

Slide 20 - Quizvraag

Comparatives:
My friend is ...(intelligent) than I am .
A
intelligenter
B
more intelligenter
C
more intelligent
D
most intelligent

Slide 21 - Quizvraag

Comparatives:
My father is ...(nice) than yours.
A
nicer
B
more nice
C
nicest
D
most nice

Slide 22 - Quizvraag

Comparatives:
My dog is ...(scary) than yours.
A
scarier
B
more scary
C
scaryer
D
most scary

Slide 23 - Quizvraag

Comparatives:
French is ...(difficult) than English.
A
difficulter
B
more difficult
C
more difficulter
D
most difficultest

Slide 24 - Quizvraag

Comparatives:
My burger is ...(big) than yours.
A
big
B
more big
C
biger
D
bigger

Slide 25 - Quizvraag

Zijn de doelen behaald?
 Aan het einde van de les:
-    Weet ik hoe ik de past simple, de genitive (bezitsvorm) en de vergelijkingen moet maken

-    Heb ik geoefend met de grammatica onderdelen in LessonUp en weet ik wat ik nog extra moet oefenen thuis

Slide 26 - Tekstslide