4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten

WELKOM
3 Kader
Welkom

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
3 Kader
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  •  memorygame 4.2/4.3
  •  uitleg 4.4
  • memorygame 4.1-4.4
  • klassikaal vraag 1 t/m 5 maken
  • Resterende vragen = huiswerk voor volgende les

Slide 2 - Tekstslide

timer
6:00

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat brengt de fotograaf in beeld?
Hoe?

Slide 13 - Tekstslide



4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Nederland industrialiseert laat (1)
  • Pas vanaf 1870

  • Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie

  • Geen geschikte grondstoffen voor industrie

  • Op de afbeelding: papier maken rond 1800 en rond 1870

Slide 16 - Tekstslide

Nederland industrialiseert laat (2)
  • Slechte infrastructuur

  • Grondstoffen kopen in het buitenland was duur

  • Protectionisme: landen beschermen hun eigen producten door producten uit andere landen (heel) duur te maken

Slide 17 - Tekstslide

Nederland industrialiseert...toch
  • Vanaf 1870 steeds meer fabrieken

  • Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid

  • Willem 1 wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie

  • Voldoende arbeidskrachten 

Slide 18 - Tekstslide

Waarom kwamen weinig arbeiders in opstand?

Slide 19 - Tekstslide

Paragraaf 4.4 Arbeiders strijden voor hun rechten
Deelvraag: Welke groepen ontstonden om de positie van de arbeiders te verbeteren en de belangen van de fabrikanten te verdedigen?
K.A: 1. Discussies over de sociale kwestie
2. De opkomst van politiek – maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme

Slide 20 - Tekstslide

Arbeiders staan buitenspel
  • Vanaf de Verlichting: vrijheid, gelijkheid en broederschap.
  • Maar in de industriesteden was daar niks van te merken. Arbeiders waren arm en probeerden te overleven.
  • Sociale kwestie: bewustwording van het feit dat er in de eerste fase van de Industriële Revolutie een groot verschil tussen de verschillende sociale groepen was ontstaan (rijk-arm) die dringend om een oplossing vroeg.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? (1)
  • Een kwestie is een probleem

  • De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de Sociale Kwestie? (2)
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht

Slide 23 - Tekstslide

Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
waren ongeveer 900 cent (9 gulden)

Slide 24 - Tekstslide

Dit is Adam Smith.  Hij was een liberale denker. Hij vond dat mensen zoveel mogelijk vrij gelaten moesten worden.
Volgens Adam Smith was de mens een beetje een egoïst, maar dat vond hij niet erg. Egoïsme zorgde er volgens hem juist voor dat mensen konden overleven.

Slide 25 - Tekstslide

Het liberalisme
  • Adam Smith: de mens kan overleven, omdat hij aan zichzelf denkt. De overheid moet zich zo min mogelijk bezighouden met de individuele burger. Vrijheid staat centraal.
  • Liberalen dachten dus vooral aan de fabriekseigenaren en andere ondernemers

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Dit is Karl Marx. Hij kwam op voor de situatie van de arbeiders en wilde gelijkheid. Hij vond dat de fabrieken nooit in handen mochten zijn van één of een paar personen. Alles moest eerlijk gedeeld worden.
De aanhangers van Marx waren enerzijds communisten zij wilden via een revolutie dat het kapitaal (het geld, de fabrieken) in handen zouden zijn van de staat.  Anderzijds waren er de sociaaldemocraten (socialisten)die  wilden dat de overheid met wetten zou komen tegen uitbuiting

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Bourgeoisie tegenover proletariaat
  • Karl Marx: in de geschiedenis vindt er een strijd plaats tussen twee klassen (de rijken en de armen). Er moest volgens hem een revolutie plaatsvinden om deze strijd op te lossen.
  • In de praktijk ontstonden er twee groepen:
    1. communisten: zij geloofden dat een gewelddadige revolutie noodzakelijk was
    2. sociaaldemocraten: zij wilden de situatie van de arbeiders verbeteren d.m.v. de wetgeving (parlement)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

theorie van Marx: 
1. Concentratie- en cumulatiefase: het aantal leden van de bourgeoisie zou kleiner worden, maar hun rijkdom zou toenemen.
2. Verelendung: de leef- en werkomstandigheden van het proletariaat zouden steeds ellendiger worden.
3. Revolutie: het proletariaat zou (massaal en spontaan) in opstand komen en een einde maken aan de onderdrukking door de bourgeoisie.
4. Dictatuur van het proletariaat: een overgangsfase waarin het proletariaat leert om op basis van gelijkheid gezamenlijk de macht uit te oefenen en de productiemiddelen te beheren.
5. Communistische heilstaat: het eindpunt van de geschiedenis waarin iedereen gelijk en tevreden is en zich uit vrije wil optimaal inzet voor het algemeen welzijn van de gehele bevolking.

 

Slide 32 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? (1)
  • Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)

  • Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden

  • Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.

Slide 33 - Tekstslide

Wie helpt de arbeiders? (2)

  • Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)

  • Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen

Slide 34 - Tekstslide

Socialisten
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen

  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)

  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)

  • Links in de politiek

Slide 35 - Tekstslide

Langzaam verbetering
  • Eerste sociale wetten vanaf 1874: Kinderwetje van Van Houten

  • Leerplichtwet (1900), Woningwet (1901)

  • 1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen

  • 1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk 
MAKEN VRAGEN PARAGRAAF 4 VOOR VOLGENDE LES

Slide 39 - Tekstslide