21, 22, 24 februari

mondeling Literatuur 
SE-3, maart 2021
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

mondeling Literatuur 
SE-3, maart 2021

Slide 1 - Tekstslide

21, 22, 24 februari
- toets taalverzorging donderdag bespreken
- 8 maart fictiedossier in orde (7 boekverslagen en twee geanalyseerde gedichten

- Deze week: voorbereiden mondeling literatuur

Slide 2 - Tekstslide

Voorbereiden mondeling
1. korte uitleg mondeling
2. leerdoelen bespreken
3. bronnen raadplegen
4. literaire begrippen
5. kort verhaal analyseren + vragen over de middeleeuwen beantwoorden
6. aan de slag: schematisch overzicht maken van je boeken
                               werken aan fictiedossier/gedichten

Slide 3 - Tekstslide

1. korte uitleg mondeling 
  • Weging = 3x
  • Duur = 40 minuten 
  • Aantal = vijf leerlingen; docenten Sijm en Bouc; 
  • Onderwerp = gelezen werken van je literatuurlijst (7 boeken + 2 gedichten)

Slide 4 - Tekstslide

2. Leerdoelen mondeling
  • De kandidaat kan beargumenteerd verslag uitbrengen van zijn leeservaringen met een aantal door hem geselecteerde literaire werken.
    De werken zijn oorspronkelijk geschreven in de Nederlandse taal. 
  • De kandidaat kan literaire tekstsoorten herkennen en onderscheiden, en literaire begrippen hanteren in de interpretatie van literaire teksten. 
  • De kandidaat kan een overzicht geven van de hoofdlijnen van de literatuurgeschiedenis, en de gelezen literaire werken plaatsen in dit historisch
    perspectief. 

Slide 5 - Tekstslide

Zeg niet tijdens het mondeling:
'Het is al zo lang geleden dat ik dit boekje heb gelezen.'

Daarom heb je analyses gemaakt!

Slide 6 - Tekstslide

3. Bronnen ter voorbereiding op je mondeling
- Informatie over schrijver
* www.dbnl.org
* website van de schrijver zelf
- Literatuurgeschiedenis/plaatsen in de tijd: https://www.literatuurgeschiedenis.org/
- Recensies en interviews: 
LiteRom 

Slide 7 - Tekstslide

3. Bronnen ter voorbereiding op je mondeling
- www.uittrekselbank.nl
- www.laaglandlezer.nl
- lezenvoordelijst.nl
- Leesmij.nu

- NN Literatuurboek
- PP's op its Learning
-  jouw boekanalyses

Slide 8 - Tekstslide

Welke literaire begrippen zijn belangrijk op je mondeling?

Slide 9 - Open vraag

4. De literaire begrippen

Slide 10 - Tekstslide

Welk perspectief is het meest objectief?
A
Ik-perspectief
B
Hij/zij-perspectief
C
Wisselend hij/zij-perspectief
D
Auctoriaal perspectief

Slide 11 - Quizvraag

Een subjectief perspectief is ook altijd een onbetrouwbaar perspectief
A
Waar
B
Onwaar

Slide 12 - Quizvraag

Wat houdt een 'alwetend/ auctoriaal perspectief' in ?
A
Dat de personages alles weten
B
Dat er een verteller is die alles weet

Slide 13 - Quizvraag

Een personaal perspectief is hetzelfde als
A
Een ik-vertelwijze
B
Een hij/zij-vertelwijze

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Een hoofdpersoon wordt ook wel een ....... genoemd
A
Karakter
B
Type
C
Karikatuur

Slide 16 - Quizvraag

Personages
- hoe zien ze eruit?
- wat doen ze of wat doen ze juist niet? 
- wat weet je over hun karakter?
- welke relaties heeft het personage met de andere personen?

twee soorten personages:
- round (je weet alles: het personage maakt een ontwikkeling door)
- flat (je weet slechts een klein gedeelte, dit personage speelt een bijrol 

Slide 17 - Tekstslide

Vervolg personages
- welk probleem heeft de hoofdpersoon?
- hoe gaat hij met dit probleem om?

- kijk naar je gelezen boeken
- zijn er personages die overeenkomsten vertonen? (misschien worstelen ze wel met dezelfde problemen)
- gaan ze op dezelfde manier met de problemen om?
- wat valt nog meer op?

Slide 18 - Tekstslide

Wat betekent het literaire begrip 'motto'?
A
Een kort stukje aan het begin van het boek
B
Een kort stukje aan het eind van het boek
C
De reden waarom het boek geschreven is
D
Aan wie het boek is opgedragen

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Ruimte (en handeling)

Onder de ruimte verstaan we niet alleen de plaats van handeling, maar ook het weer, seizoen, verleden en toekomst. 
De ruimte zorgt voor sfeer en spanning. Past de ruimte bij de handeling dan spreek je van overeenkomst tussen ruimte en handeling. Omgekeerd spreek je van contrast tussen ruimte en handeling.

Beschrijf hoe de ruimte het verhaal beïnvloedt. Vraag je eens af wat er zou veranderen als je het verhaal in een ander land of in een andere tijd zou plaatsen.

Slide 21 - Tekstslide

VERHAALOPBOUW 
1 Wanneer een verhaal netjes aan het begin begint, wordt dit ab ovo genoemd.
Als lezer krijg je in zo’n geval een inleiding op het verhaal, je maakt kennis met de personages en hun omstandigheden en ook met de toestand (fysiek en psychologisch) waarin deze personages zich bevinden.

2 Wanneer je in het midden van een verhaal begint, weet je nog niets van de personen, wat er vooraf is gegaan, enz. Zo’n begin wordt een media res genoemd.

​3 Je kunt ook beginnen bij het einde en van daaruit terugblikken. Dit wordt post partum genoemd. Een gebeurtenis uit het heden confronteert de hoofdpersoon dan vaak met een onverwerkt stuk verleden waar hij in de loop van het verhaal steeds verder induikt.

Slide 22 - Tekstslide

vervolg opbouw
-  heeft je boek hoofdstukken?
-  zijn er hoofdstuktitels of nummers?
-  hebben de titels betekenis?
-  heeft je boek en open eind of gesloten eind (sprookje)

tijd heeft ook met opbouw te maken:
- is het chronologisch opgebouwd?
- zijn er tijdssprongen? (flashbacks of flashforward)
- etc.

Slide 23 - Tekstslide

22 februari
Het verhaal 'Vrij' en vragen over de middeleeuwen

Slide 24 - Tekstslide

Als iemand een boek over zijn eigen leven heeft geschreven, dan is het een...
A
biografie
B
autobiografie

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent het literaire begrip 'thema'?
A
Het onderwerp waar het boek over gaat
B
Het genre waar het boek bij hoort
C
Het idee of bedoeling achter een boek/verhaal

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat is waar?
A
Het thema versterkt de motieven
B
De motieven versterken het thema

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent het literaire begrip 'motief'?
A
Dat iemand iets gedaan heeft in het verhaal met een reden
B
Iets wat vaak terugkomt in het verhaal
C
Een structuur die het verhaal aanhoudt
D
Een reden waarom het boek is geschreven

Slide 29 - Quizvraag

Tussen het begin en eind van het verhaal verloopt een hoeveelheid tijd.
Hoe noemen we dit?
A
verteltijd
B
chronologisch
C
flashback
D
vertelde tijd

Slide 30 - Quizvraag

Nog onbesproken begrippen
1. Flashback en flashforward
2. tijdvertraging (3 sec lijken eeuwigheid), tijdverdichting (uren, dagen, jaren kunnen in een paar zinnen voorbij gaan), tijdsprong (ineens ben je bv 10 jaar verder)

Margriet de Moor, De verdronkene

Slide 31 - Tekstslide

5. kort verhaal + vragen over de middeleeuwen

Slide 32 - Tekstslide

23 februari
1. Na de vakantie verder met NN cursus eindexamen
2. Wie wil er een oefenmondeling doen (max groepje van 4; klassikaal)
2. Aan de slag met je boeken!

Slide 33 - Tekstslide

Maak per boek een kolom 
1. Maak dan rijen met de volgende begrippen:
Titel                                                thema/hoofdgedachte                            
auteur                                            motieven         
genre                                             plaats                                 
opbouw                                        ruimte
open plekken                             tijd 
personages                                motto (indien aanwezig)  
perspectief                                 
   
2. Vul dan per kolom de rijen in                        




Slide 34 - Tekstslide

3. vergelijk je boeken met elkaar:

  • Wat zijn de thema’s, hoe zijn ze uitgewerkt, is er overeenkomst, zijn er tegenstellingen? 

  • Kijk ook naar de andere literaire begrippen (perspectief, tijd, ruimte, personages, stijl, opbouw enzovoorts). Zijn er overeenkomsten of juist grote verschillen te ontdekken tussen de boeken? 


Slide 35 - Tekstslide

Op dit moment vragen?

Slide 36 - Woordweb

Hoe heb je deze uren ervaren?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll