Hoofdstuk 2 intro

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Week 5 les 2

Lesdoelen

• Beginnen aan nieuw hoofdstuk!
• Present Simple to have

LET OP: ALLE OPDRACHTEN WORDEN DIGITAAL GEMAAKT TENZIJ ANDERS AANGEGEVEN

PLENDA

Maak opdracht 1 t/m 7 tijdens het zelfstandig werken op het leerplein. Dit is meteen huiswerk!

Leer de woorden van part A A family get-together op blz. 80

Homework

Je had de vorige les de formatieve toets van hoofdstuk 1

Hoe vond je de toets?

Heel makkelijk

Makkelijk

Ging wel

Moeilijk

Heel moeilijk

Quiz family members

Probeer eens te kijken of je al familieleden in het Engels kan!

00:52

What do you call your mother and father?

1. siblings
2. piblings
3. parents

01:19

Husband and wife are ....

1. children
2. spouses
3. grandparents

01:40

Sister and brother are called....

1. siblings
2. piblings
3. niblings

"To Have" (hebben)

Subject pronouns:	To have (Full form):	To have (Short form) * :
I	have	've --> I 've
You	have	've --> You 've
He / She / It	has	's --> He 's , She 's , It 's
We	have	've --> We 've
You	have	've --> You 've
They	have	've --> They 've

To Have (hebben)

Subject	Positive	Negation	Question
I, you, we, they	I have you have	we do not have they don't have	Do you have? Do they have?
he, she, it	she has he has it has	he does not have she doesn't have it doesn't have	Does he have? Does she have? Does it have?

I

you

he

she

it

we

you

they

have

has

He _____ (have) 27 pairs of shoes.

1. have
2. has

My parents _____ (not have) a lot of time.

1. don't have
2. doesn't have

_______Stef _____ (have) curly hair?

1. Do Stef have
2. Does Stef has
3. Does Stef have

_____we always _____ (have) a lot of fun with each other?

1. Do we always have
2. Does we always have

Work alone

Maak opdracht 1 t/m 7 tijdens het zelfstandig werken op het leerplein. Dit is meteen huiswerk!

Leer de woorden van part A A family get-together op blz. 80