Het geven van een presentatie (2)

Het geven van een presentatie
§ 1.1 Voorbereiding en opbouw van een presentatie
§ 1.2 Aantrekkelijk presenteren
§ 2.1 Informatieve presentaties
Samengevat mbo Nederlands (examenbundel)
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Het geven van een presentatie
§ 1.1 Voorbereiding en opbouw van een presentatie
§ 1.2 Aantrekkelijk presenteren
§ 2.1 Informatieve presentaties
Samengevat mbo Nederlands (examenbundel)

Slide 1 - Tekstslide

Wie is er NIET klaar om vandaag
te presenteren?

Slide 2 - Woordweb

Niet klaar?
  • Studenten die de presentatie nog niet af hebben, verlaten het lokaal. 
  • Zij hebben buiten het lokaal dit lesuur alle ruimte om hun presentatie alsnog af te maken. 
  • Zij krijgen (indien mogelijk) een ander moment toegewezen om deze presentatie in te halen.

Slide 3 - Tekstslide

Het beoordelen van een presentatie (1)
Fase 1: de precondities
De examinator beoordeelt jouw examen spreken in 3 stappen:
1. De precondities            2. De niveaubepaling            3. De cijferbepaling. 

De precondities zijn de voorwaarden waaraan jouw examen moet voldoen om beoordeeld te kunnen worden. Deze voorwaarden zijn:
- Je spreekt in het Nederlands.
- Je hebt minimaal 80% van de totale opdracht uitgewerkt.
- Je bent voldoende verstaanbaar om te kunnen beoordelen. 
- Je presentatie duurt 4 tot 6 minuten (2F).
- Je presentatie duurt 6 tot 8 minuten (3F).
Wanneer je examen niet voldoet aan één van deze precondities, gaat de beoordeling niet verder en is het eindcijfer een 1,0.

Slide 4 - Tekstslide

Het beoordelen van een presentatie (2)
Fase 2: de niveaubepaling
2F niveau
3F niveau
Samenhang
Je brengt samenhang aan door middel van een eenvoudige indeling of opsomming en kunt daarbij het belangrijkste punt duidelijk maken. Je gebruikt hiervoor eenvoudige voegwoorden (zoals en, want, maar) op correcte wijze. Je maakt soms nog fouten met complexe voegwoorden (zoals tenzij, hoewel, terwijl) en met verwijzingen (zoals die, dat, hun, zij).
Je bent in staat om met complexere verbanden (bijvoorbeeld oorzaak-gevolg, voor- en nadelen, overeenkomsten, vergelijkingen etc.) samenhang aan te brengen. Je gedachtegang is logisch en consequent, een eventueel zijspoor is niet hinderlijk. Je kunt, indien nodig, de opbouw
aan het publiek duidelijk maken, en deze aanhouden. Je gebruikt correcte voegwoorden (zoals en, maar, tenzij, hoewel) en maakt correct eenvoudige verwijzingen (bijvoorbeeld De jongen heeft honger. Hij gaat eten.). Fouten
kunnen nog voorkomen in complexe verwijzingen (bijvoorbeeld Als het ontwerp klaar is, kunt u dat bij ons inleveren). 

Slide 5 - Tekstslide

2F niveau
3F niveau
Afstemming op doel
Je bereikt een eenduidig spreekdoel, dat herkenbaar is voor de luisteraar(s).
Je bereikt het spreekdoel. Indien gevraagd kun je verschillende spreekdoelen in één voordracht combineren. 
Afstemming op publiek
Je kiest op de juiste wijze voor formeel of informeel taalgebruik. Je stemt toon en woordgebruik af op het publiek. Je kunt het publiek, indien nodig, boeien door
middel van voorbeelden of ervaringen. 
Je kiest in formele of informele situaties zonder moeite consequent de juiste toon. Je kunt, indien nodig, spontaan afwijken van een voorbereide tekst en ingaan op punten die vanuit het publiek worden aangedragen. 
Woordgebruik en woordenschat
Je hebt een redelijk goede woordenschat. Dit laat je zien door af en toe te variëren in woordgebruik. Wanneer je een woord niet paraat hebt, kies je voor een omschrijving. 
Je hebt een goede woordenschat. Dit laat je horen door te variëren in woordgebruik. Je kiest vrijwel altijd woorden die passend zijn voor de situatie.

Slide 6 - Tekstslide

2F niveau
3F niveau
Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing
Je bent goed te volgen en drukt je gemakkelijk uit. Af en toe is er een pauze om na te denken. Aarzelingen en fouten zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor, maar worden indien nodig hersteld. Je bent duidelijk verstaanbaar ondanks een eventueel accent, een enkele fout in intonatie en uitspraak. Je hebt een redelijke beheersing van grammatica. Je formuleert eenvoudige zinnen correct.
Fouten in complexere zinnen komen nog voor maar worden adequaat verbeterd. 
Je bent goed verstaanbaar en kiest in de uitspraak vrijwel altijd de juiste intonatie. Je kunt lange stukken tekst produceren in een normaal tempo. Incidentele vergissingen
en kleine fouten zijn eigen aan gesproken taal en komen dus voor maar zijn niet storend en worden meestal direct verbeterd. Je hebt een goede beheersing van grammatica.
Dit laat je horen door eenvoudige én complexere zinnen vrijwel altijd correct te formuleren.

Slide 7 - Tekstslide

Het beoordelen van een presentatie (3)
Fase 3: de cijferbepaling
Je haalt een voldoende als je alle aspecten beheerst.
Hoe je de aspecten hebt uitgewerkt, bepaalt je cijfer.
Als je een onderdeel niet of onvoldoende laat zien, is dat onderdeel ‘onvoldoende’.
Als je laat zien dat je een onderdeel beter beheerst dan de omschrijving, is dat onderdeel ‘goed’.

Slide 8 - Tekstslide

De opdracht
  • Zoek een geschikt artikel. Dit kan een krantenartikel, maar mag ook een nieuwsitem van een internetsite zijn. 
    - Het onderwerp moet iets zijn dat jou aanspreekt. 
    - Het artikel of nieuwsitem moet recent verschenen zijn (afgelopen maand).
    - Zorg ervoor dat je zelf goed begrijpt waar het artikel over gaat. 
  • Lees het artikel rustig door.
  • Onderstreep tijdens het lezen de moeilijke woorden uit het artikel. 
  • Zoek de betekenis van de moeilijke woorden op. Dit kan:
    - in een woordenboek
    - via een digitale zoekmachine zoals Google
    - door het aan je klasgenoten, docent, ouder(s)/verzorger(s), broer, zus, enz. te vragen.

Slide 9 - Tekstslide

De opdracht
  • Bereid een korte PowerPointpresentatie voor over het door jouw gekozen artikel of nieuwsitem.
  • Het publiek bestaat uit een aantal van jouw klasgenoten.
  • Verwerk de volgende punten in jouw presentatie:
    1. Begin met een prikkelende inleiding.
    Bv: -Geef je (provocerende) mening over het onderwerp.
            -Laat een dia met een pakkende afbeelding zien.
            -Gebruik de ‘stel je eens voor’-methode. Zet de fantasie van je publiek aan het werk.
    2. Laat het artikel of nieuwsitem zien, vermeld waar je het hebt gevonden en de datum van verschijnen.
    3. Vertel het verhaal in je eigen woorden na. 
    4. Leg uit waarom je dit artikel hebt gekozen. Noem minimaal 2 argumenten. 
    5. Laat een goede indruk achter in het slot van je presentatie. 
    Bv: -Eindig met een krachtige uitsmijter.
            -Eindig met een stelling en laat het publiek hierop reageren.
            -Eindig met een call-to-action (oproep tot actie).

Slide 10 - Tekstslide

De opdracht
  • Geef volgende week een PowerPointpresentatie over jouw artikel of nieuwsitem.
  • Je mag wat kernwoorden voor jezelf opschrijven. Deze mag je tijdens je presentatie erbij houden.
    Let op: het is niet de bedoeling dat je het voorleest, doe het zoveel mogelijk uit je hoofd.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Vorm drietallen met je klasgenoten.
  •  Geef om de beurt de presentatie die je hebt voorbereid. 
       Tip: neem deze presentatie op (voicefragment). Dan kun je er nog eens     
       naar terugluisteren als iets niet duidelijk is.
  • Terwijl de een presenteert, luisteren de anderen goed naar
      de presentatie en vullen een formulier in. 
  • Draai dit door totdat iedereen zijn presentatie heeft gegeven. 
  • Iedere presentator krijgt ongeveer 4 tot 6 minuten (2F).
      Iedere presentator krijgt ongeveer 6 tot 8 minuten (3F).
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Wat vond je ervan om te presenteren
aan een aantal klasgenoten?
Viel het mee of tegen? Waarom?

Slide 13 - Woordweb

Wat vond je ervan om klasgenoten te beoordelen op hun presentatie?
Viel het mee of tegen? Waarom?

Slide 14 - Woordweb

Waar heb je misschien nog
wat (extra) hulp bij nodig?

Slide 15 - Woordweb

Oefenen met de Nu Nederlands licentie (3e editie)
§ 1.1 Voorbereiding en opbouw van een presentatie (basiscursus), opdrachten:
2. Het publiek aanspreken
3. Inleiding, middenstuk of slot?

§ 1.2 Aantrekkelijk presenteren (basiscursus), opdrachten:
1. Caspers tips
3. Beeld bij een presentatie gebruiken

§ 2.1 Informatieve presentaties (basiscursus), opdrachten: 
3. Een goede inleiding voor een presentatie
4. Signaalwoorden gebruiken
Samengevat mbo Nederlands (examenbundel) - spreken
Lees thuis de tekst door uit de Samengevat mbo Nederlands (examenbundel).
Deze tekst gaat over het examenonderdeel spreken.
Mocht je na het lezen van deze tekst nog vragen hebben, stel deze de volgende les dan aan je docent Nederlands.
Lees een boek, een e-book of luisterboek
Pak een boek uit de kast of lees via de Lees-app.  Via deze app krijg je gratis toegang tot 100 e-books en luister-boeken die speciaal voor mbo-studenten zijn geselecteerd. De boeken zijn direct te downloaden. Je hoeft alleen je e-mailadres in te vullen en een wachtwoord aan te maken. Het is niet nodig om lid te zijn van de bibliotheek.
Aan de slag!

Slide 16 - Tekstslide