Drugs, leereenheid 7

Verslavende middelen 
Leereenheid 7
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundeMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Verslavende middelen 
Leereenheid 7

Slide 1 - Tekstslide

Welke verslavingen zie je?

Slide 2 - Tekstslide

Welke soorten drugs ken je?

Slide 3 - Woordweb

Kenmerken verslaving
  • Als je niet meer zonder een middel kunt, lichamelijk of psychisch
  • Steeds meer nodig hebt van een bepaald middel om hetzelfde effect te bereiken
  • Ontwenningsverschijnselen als je niet gebruikt. Dit kunnen lichamelijke verschijnselen zijn, zoals zweten of trillen. Of geestelijke verschijnselen zoals onrustig zijn of in paniek raken als je het middel niet gebruikt
  • Meer dan de helft van de dag bezig bent met het gebruik door erover te denken, het te verkrijgen of daadwerkelijk te gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerken verslaving
Gebruikt het middel vaker en in grotere hoeveelheden dan eigenlijk gewild.
Graag willen minderen of stoppen, pogingen hiertoe mislukken steeds.
Besteed veel tijd aan activiteiten om aan het middel te komen, te gebruiken of te herstellen van de effecten ervan. Hierdoor evt. liegen, bedriegen en stelen. 
Heeft een sterk verlangen of voelt een drang om het middel te gebruiken.
Door het gebruik niet goed meer meekomen op het werk, school of thuis.
Blijft gebruiken ondanks de problemen die het veroorzaakt.
Sociale contacten verminderen
Blijft gebruiken in situaties waarin dit lichamelijk gevaarlijk is.
Ervaart tolerantie.
Ervaart ontwenningssymptomen bij stoppen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Welke genotmiddelen ken je allemaal?
Genotmiddel = product waardoor je je lekker gaat voelen.
Voorbeelden:
- alcohol                                    - chocola en suiker
- sigaretten                             - cocaine 
- wiet                                          - heroine
- xtc
- lachgas
- koffie

Slide 7 - Tekstslide

Ik ben iemand die wel eens drugs heeft gebruikt
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Welke soorten drugs heb je wel eens gebruikt?

Slide 9 - Woordweb

Wat kunnen redenen zijn waarom iemand drugs gaat gebruiken?

Slide 10 - Woordweb

Wat is waar?
A
Drugs zijn altijd illegaal
B
Je kunt drugs overal kopen als je 18 jaar bent
C
In Nederland mag je alle drugs op zak hebben.
D
Drugs hebben invloed op de werking van je hersenen.

Slide 11 - Quizvraag

Drugs hebben invloed op je hersenen. 
Drugs hebben invloed op de manier hoe je de wereld waarneemt. 
Ze kunnen:
  • Een verdovend effect hebben zoals alcohol, heroïne, GHB en hasj 
  • Opwekkend zijn zoals tabak, XTC, speed, cocaïne 
  • Bewustzijnveranderend zijn zoals LSD, paddo’s, hasj en wiet.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Drugs die gedoogd worden zijn..
A
Hasj
B
Cannabis
C
Wiet
D
XTC

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen Hasj en Wiet?

Zoek eens op.

Slide 16 - Tekstslide




https://www.vnn.nl/wat-het-verschil-tussen-hasj-en-wiet

Slide 17 - Tekstslide

Voor het roken van een joint wordt wiet gebruikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Voor het roken van een joint wordt wiet gebruikt. 
Bij het blowen van een joint wordt wiet gebruikt. Soms wordt een joint vermengt met tabak. Wiet wordt gemaakt van de bloemtoppen van de hennepplant. 
Het kweken van deze planten gebeurt meestal illegaal (denk aan de nieuwsberichten over het oprollen van een illegale hennepkwekerij!) 

Slide 19 - Tekstslide

Van blowen word je rustig, dus kun je beter opletten in de klas.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Van blowen word je rustig, dus kun je beter opletten in de klas. 

Blowen versterkt je stemming.
Blowen zorgt er juist voor dat je niet goed kunt opletten en dat het geheugen niet zo goed werkt. 
Logisch nadenken wordt juist moeilijker.

Slide 21 - Tekstslide

Je mag autorijden als je een joint hebt gerookt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Je mag autorijden als je een joint hebt gerookt. 

De wet zegt dat je na het roken van een joint niet mag deelnemen aan het verkeer; je bent dan onder invloed van drugs.
Je mag dus ook niet fietsen, want ook dan neem je deel aan het verkeer. Datzelfde geldt ook voor alcohol. 

Slide 23 - Tekstslide

Wiet en hasj noemen ze ook wel cannabis.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Wiet en hasj noemen ze ook wel cannabis. 

Cannabis is de benaming voor wiet, hasj of hasjolie en kan gerookt of gegeten worden zoals in space-cake.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

XTC wordt gemaakt van planten, net zoals wiet.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

XTC wordt gemaakt van planten, net zoals wiet. 

Het maken van XTC-pillen is illegaal en gebeurt in laboratoriums die niet gecontroleerd worden door de overheid. Bij het maken van medicijnen is die controle er wel. Je weet dus nooit welke stoffen in een XTC-pilletje zitten. Ze zien er ook steeds weer anders uit. Er zit voornamelijk MDMA (methyleendioxymethamfetamine) in de pillen.

Slide 28 - Tekstslide

0

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Het is gevaarlijk om één XTC-pilletje te slikken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Het is gevaarlijk om één XTC-pilletje te slikken. 

Doordat je niet weet wat in een XTC-pilletje zit, weet je nooit
wat de werking is op jouw lichaam en hoe je er op reageert.
Ook één pilletje is dus erg gevaarlijk!

Slide 32 - Tekstslide

Verdovende middelen
Opwekkende middelen
Bewustzijnsveranderende middelen
GHB
XTC
Paddo's
Wiet
Hasj
Speed
Cocaine
Lachgas

Slide 33 - Sleepvraag

Indeling Drugs
Verdovend
Opwekkende
  • Cafeïne
  • Nicotine
  • Cocaïne
  • Amfetamine
  • XTC¹
  • Anti-depressiva

Verdovend
  • Alcohol
  • Heroïne

  • Cannabis
  • Slaapmiddelen
  • Kalmerings-middelen
  • Anti-psychotica
Bewustzijnsveranderend
  • XTC²
  • Cannabis
  • LSD
  • Paddo’s
  • Lachgas

Indeling van Drugs

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link

Van welke drugs gaat je hartslag omhoog?
A
Opwekkende middelen
B
Verdovende middelen
C
Bewustzijn veranderende middelen

Slide 36 - Quizvraag

Welke drugs is softdrugs
A
XTC
B
LSD
C
cannabis
D
heroïne

Slide 37 - Quizvraag

Invloed van drugs
De invloed van drugs is afhankelijk van 4 dingen:

1. de hoeveelheid die je inneemt
2. hoe je je op dat moment voelt
3. de omgeving
4. de soort drugs die je gebruikt

Slide 38 - Tekstslide

Drugs worden via het bloed door het lichaam verspreid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Welke wet is voor drugs?
A
Tabaks- en rookwaren wet
B
Opiumwet

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Video

Gebruik van lachgas
De afgelopen jaren gebruiken steeds meer jongeren en jongvolwassenen lachgas als een roesmiddel. Het middel wordt dan geïnhaleerd uit een ballon gevuld met lachgas uit slagroompatronen. 

Het risico bij eenmalig gebruik op ernstige acute gezondheidsincidenten is gering, maar negatieve effecten op de gezondheid op de kortere en langere termijn komen wel degelijk voor.

Slide 42 - Tekstslide

Frequentie gebruik
Het gebruik van lachgas is het hoogst onder jongeren en jongvolwassenen. 
Lachgas wordt meestal samen met anderen gebruikt. Het grootste deel doet het af en toe en gebruikt dan één of een paar ballonnen per persoon. 
Maar naast deze gelegenheidsgebruikers zijn er ook jongeren met een extremer gebruikspatroon waarbij in groepsverband heel veel lachgas op een avond wordt gebruikt.

Slide 43 - Tekstslide

Waarom is drugs gevaarlijker dan alcohol?
A
In drugs zitten stoffen die heftiger zijn voor het lichaam
B
Je weet nooit wat er precies in drugs zit, in alcohol wel
C
Drugs blijft langer in je lichaam dan alcohol
D
Ik denk dat alcohol gevaarlijker is dan drugs...

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Link

Gebruik je verstand :)

Slide 46 - Tekstslide