H1L10 - 2HVMC - Vrijdag - Schrijven

Welkom 2HVMC






: )


Planning van dit uur

  • Stillezen 
  • Huiswerk bespreken
  • Schrijven theorie 
  • Zelfstandig werken





Aan het einde van deze les
  • heb jij geleerd wat het verschil in effect is van schrijven in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd;
  • heb je geleerd hoe je de juiste werkwoordstijd gebruikt. 
timer
10:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom 2HVMC






: )


Planning van dit uur

  • Stillezen 
  • Huiswerk bespreken
  • Schrijven theorie 
  • Zelfstandig werken





Aan het einde van deze les
  • heb jij geleerd wat het verschil in effect is van schrijven in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd;
  • heb je geleerd hoe je de juiste werkwoordstijd gebruikt. 
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerk bespreken
timer
5:00
Wat
Huiswerk bespreken (opdracht 2, 3 en 6 van 1.4 Schrijven en formuleren )
Hoe
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd
Ongeveer vijf minuten
Uitkomst
Deze leerstof komt terug op de repetitie 
Klaar
Hierna gaan we verder met de les

Slide 2 - Tekstslide

Weblog: speciaal soort verslag
  • Aantrekkelijke titel
  • Duidelijke taal
  • Geen lange zinnen
  • Duidelijke structuur
  • Belangrijke informatie aan het begin
  • Informatie in kleine porties 
  • Tussenkopjes
  • Hyperlinks 
  • Chronologische volgorde 

Slide 3 - Tekstslide

Verleden en tegenwoordige tijd
Verleden tijd - Vroeger liepen de meeste Nederlanders op klompen. Ze droegen die omdat leren schoenen destijds onbetaalbaar waren. Bovendien bleven leren schoenen niet goed in de modder. 

Tegenwoordige tijd - De mensen om me heen dragen klompen. Die dragen ze omdat leer onbetaalbaar is. Bovendien blijven leren schoenen niet goed in de modder. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het effect als je een verhaal in de tegenwoordige tijd vertelt?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het effect als je een verhaal in de verleden tijd vertelt?

Slide 6 - Open vraag

Zelf een blog schrijven
  • Kies de juiste werkwoordstijd - verleden óf tegenwoordige tijd
  • Wissel in principe niet van werkwoordstijd

Dus wel: Ik vind dat ik kan stoppen met voetbal zonder dat ik daar uitleg over geef.
En niet: Ik vind dat ik kon stoppen met voetbal zonder dat ik daar uitleg over geef

Wel mag: Ik vond dat ik kon stoppen zonder dat ik daar uitleg over gaf. Nu zie ik in dat mijn keuze voor sommigen onbegrijpelijk is. (hier zijn de gebeurtenissen namelijk niet vlak na elkaar gebeurd)

Slide 7 - Tekstslide

                   Individueel werken 
timer
5:00
Wat
Maak opdracht 8 en 9 van 1.4 Schrijven en formuleren 
Hoe
Fluisterend overleggen 
Hulp
Ik loop rond om vragen te beantwoorden 
Tijd
Tot het einde van de les 
Uitkomst
Deze opdrachten zijn huiswerk voor dinsag
Klaar
Begin aan de schrijftaak (voor een cijfer) - opdracht 10 t/m 12 van 1.4 Schrijven en formuleren. 

Slide 8 - Tekstslide

Schrijfdossier
  • Alle schrijfopdrachten van dit jaar in één document
  • Voorblad
  • Inhoudsopgave
  • In een snelhechter (mapje)

  • Tussendoor lever je elke schrijfopdracht in op Som 

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld schrijfdossier

Slide 10 - Tekstslide

Schrijfdossier

Slide 11 - Tekstslide

Waar moet je ook alweer op letten bij het schrijven van een tekst?

Slide 12 - Woordweb

Stappenplan schrijven
  1. Oriënteren 
  2. Voorbereiden 
  3. Uitvoeren
  4. Nakijken
  5. Herschrijven

Voorbereiden
Informatie verzamelen

Hoe? 5W1H

Slide 13 - Tekstslide

Zo bouw je dus een goede tekst op
Inleiding
Kernzin + toelichting
Kern 
Kernzin + toelichting
Kernzin + toelichting (etcetera)
Slot
Kernzin + toelichting
Deelonderwerpen

Slide 14 - Tekstslide

Samenvatting van de les
Jij
  • hebt geleerd wat het verschil in effect is van schrijven in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd;
  • hebt geleerd hoe je de juiste werkwoordstijd gebruikt. 

Huiswerk 
  • Maak opdracht 8 en 9 van 1.4 Schrijven en formuleren 
  • Begin alvast (als je wilt) aan de schrijftaak (voor een cijfer) - opdracht 10 t/m 12 van 1.4 Schrijven en formuleren. 

Slide 15 - Tekstslide