Didactiek Thema Organisatie 3

Didactiek les 3
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DidactiekMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Didactiek les 3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat waren de 6W's?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Geef een instructie aan je buurman of buurvrouw met behulp van de 6W's

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opstellingen
Organiseren bestaat uit: het komen tot een opstelling, het aanpassen van een opstelling en het veranderen van een opstelling.

Bij het veranderen van een opstelling is het belangrijk om de 6W's te gebruiken.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 8
Geef drie algemene redenen waarom je een opstelling aanpast

Slide 5 - Open vraag

Per reden een concreet voorbeeld geven. 
Als een opstelling niet veilig, niet intensief of niet doelmatig is. 
Basisopstellingen
Tijdens het lesgeven krijg je te maken met opstellingen die vaak voorkomen (= basisopstellingen).

Slide 6 - Tekstslide

Praktijkvoorbeelden
Belangrijke organisatiemomenten
.
.
Deze organisatiemomenten zijn geen losse onderdelen, maar moeten goed op elkaar afgestemd zijn. 
Opdracht 11
Geef bij elk organisatiemoment twee belangrijke acties of werkzaamheden van de lesgever. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Organisatie van Spel
Aandachtspunten bij organiseren van spel:
- Zorg dat het materiaal, hulpmiddelen en het speelveld van te voren klaar staan. 
- Bedenk van tevoren welke regels noodzakelijk zijn om te vertellen.
- Maak van te voren groepen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

drie fasen voor de organisatie




1. De organisatie voor het spel
2. De organisatie tijdens het spel
3. De organisatie na afloop van het spel 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 1: organisatie voor het spel
- De organisatie van spel begint met de lesvoorbereiding
- Zet het speelveld voor het begin van de les uit
- Leg het spelmateriaal op een centraal  punt klaar
-  Verdeel de groep in. partijen en onderscheid deze duidelijk van elkaar
- Leg kort en duidelijk uit wat de bedoeling van een spel is, PPD

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 2: organisatie tijdens het spel
- Zorg dat je een positie in de zaal. of het veld kiest van waaruit je overzicht hebt
- Houd de veiligheid in de gaten
- Doe eventueel zelf mee, zonder te domineren, maar om het spel in de gewenste richting te sturen
- Leg het spe af en toe stil om aanwijzingen te geven

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fase 3: organisatie na het spel
- Geef feedback op hoe het spel gespeeld is
- Maak de stand of uitslag bekend, als dit relevant is
- Regel het verzamelen van het spelmateriaal en de hulpmiddelen
- Zorg dat het materiaal weer op de juiste plaats opgeruimd wordt
- Sluit de les af

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken van partijen
Stappen om partijen te maken:
- Denk goed na voordat je kiest om de deelnemers zelf partijen te laten kiezen. Pedagogisch perspectief is dit niet altijd een goede keuze.
- Bepaal zelf welke SB-deelnemers je laat kiezen
- Als je de keuze maakt om de SB-deelnemers zelf partijen te laten maken, verdeel dan zelf de laatste deelnemers over de partijen
- Doe het eerder als uitzondering dan als regel

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 14 
Maak een keuze voor een spelsport (bv. voetbal, hockey, etc.). Je besluit op drie kleine veldjes het spel te spelen. Je wilt ongeveer even sterke partijen. Je hebt 17 SB-deelnemers. 
a. Op welke manier kom je tot partijen (zelf indelen, kiezen)?
b. Hoe verdeel je de zeventien SB-deelnemers en hoe laat je die tegen elkaar spelen? 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Differentiatie
De les moet voor elke deelnemer leuk en uitdagend zijn. 
Je moet met je organisatie inspelen op niveauverschillen, zodat elke deelnemer iets leert. Iedereen moet zo veel mogelijk op zijn eigen niveau kunnen werken; differentiëren.
Om goed te kunnen differentiëren, is het belangrijk om de beginsituatie goed te analyseren. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Geef zelf een voorbeeld van een les of training waar differentiatie in terug is gekomen

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Manieren om te differentiëren
Je kunt op twee manieren differentiëren:
1. organisatorisch differentiatie: je past de organisatie aan.
2. inhoudelijke differentiatie: je past de bewegingsvormen aan. 

Slide 18 - Tekstslide

inhoudelijke differentiatie komt terug in het thema bewegingsvormen. 
Organisatorisch differentiatie
Organisatorisch differentiatie heeft te maken met het veranderen van de situatie, waardoor de SB-deelnemers op niveau kunnen werken. 
Het organisatorisch differentiëren heet ook wel differentiëren op arrangementsniveau. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werken met drie niveaugroepen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Differentiatie in arrangement 
Differentiatie in opdracht




Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor volgende week

3 gerichte vragen noteren over Thema Organisatie waar je meer duidelijkheid over wilt hebben.

VB: Bij differentiëren snap ik niet goed wat ze met organisatorische differentiatie bedoelen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies