7.1 - De eeuw van de Verlichting

2.3 - De erfenis van de Verlichting 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.3 - De erfenis van de Verlichting 

Slide 1 - Tekstslide

Wat GEEN doel dat feministen wilden bereiken tijdens de eerste feministische golf (+/- 1850-1940)
A
invoering vrouwenkiesrecht
B
scholing voor vrouwen
C
recht op abortus
D
verbod prostitutie

Slide 2 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de standpunten van de conservatieven:
A
nadruk leggen op traditionele normen en waarden
B
verschillen tussen standen worden aanvaard
C
overheid moet het opnemen voor de zwakkeren
D
afschaffen van de restauratie

Slide 3 - Quizvraag

Schema politieke stromingen

Slide 4 - Tekstslide

Heb je vragen over het liberalisme, nationalisme, socialisme, feminisme of confessionalisme?

Slide 5 - Woordweb

Tijd van de Pruiken en revoluties (1700-1800)
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op –eigentijdse verlichte wijze vorm te geven 
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over – grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de – daarmee verbonden transatlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme 

Slide 6 - Tekstslide

Welke uitleg hoort bij welk begrip?
natuurlijke rechten
rationeel optimisme
ancien régime
sociaal contract
verlicht absolutisme
Rechten die een mens vanaf zijn geboorte bezit en losstaan van de wetten die de overheid heeft ingesteld. Ze gelden voor iedereen en overal.
Een regeerwijze waarbij de vorst op absolute wijze regeert en streeft naar het bevorderen van het welzijn van het volk.
De bestuurlijke en sociale verhoudingen in de tijd van voor de Franse Revolutie, die werden gekenmerkt door een standensamenleving en absolutisme.
Denkbeeldig verdrag tussen de mensen onderling om een politieke samenleving of staat te vormen.
Het vertrouwen dat de samenleving beter en eerlijker kan worden door het gebruik van de ratio.

Slide 7 - Sleepvraag

Welke omschrijving hoort bij welke begrip/persoon?
Encyclopedia
Voltaire
Locke
Frederik de Grote
Catharina de Grote
Volk is te dom om de verantwoordelijkheid van het besturen te dragen
Alles voor het volk, niets door het volk
Streven naar een grondwet in Rusland.
Bevatte kritiek op positie 1e en 2de stand; maar oproep tot verbod zorgde voor stijgende populariteit
Idee dat de vorst de macht krijgt van het volk en regeert daarom namens het volk; volk mag de vorst afzetten indien bij slecht beleid

Slide 8 - Sleepvraag

Tijd van Pruiken en Revoluties
7.2 Slavernij in de koloniën

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen 
1    Je kunt het verband uitleggen tussen de opkomst van plantagekoloniën in West-Indië en de toenemende trans-Atlantische slavenhandel.
2    Je kunt een indruk geven van het dagelijks leven van mensen die in slavernij de plantages bewerkten in de plantagekoloniën.
3    Je kunt beschrijven hoe in Suriname de slavernij conflicten veroorzaakte tussen marrons en soldaten van de Republiek.
4    Je kunt verklaren welke veranderingen in de Europese samenleving de opkomst van het abolitionisme veroorzaakten en je kunt benoemen hoe deze ontwikkeling leidde tot het afschaffen van de slavernij.




Slide 10 - Tekstslide

Kenmerkend aspect
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme

Slide 11 - Tekstslide

William Wilberforce
Engels parlementariër --> streed voor sociale hervormingen
Christen en voorvechter van de anti-slavernij beweging
In 1807 neemt het Lagerhuis een wet aan die de slavenhandel verbiedt

Hoe heeft het zover kunnen komen? Ontstaan slavernij




Slide 12 - Tekstslide

Een plantagekolonie van Nederland in de 18e eeuw was ....
A
Suriname
B
Nederlands-Indië
C
Nederlands-Brazilië
D
Nieuw Amsterdam (Noord-Amerika)

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

De suikerplantages van Suriname
  • De Engelsen begonnen met plantagekoloniën in Suriname. Suriname bood ideale omstandigheden voor het verbouwen van rietsuiker.
  • Indianen waren niet geschikt voor werk op de plantage. De plantagehouders haalden slaven uit Afrika.
  • Deze slaven werden aangevoerd door middel van de trans- Atlantische slavenhandel (driehoekshandel).
  • Suriname werd veroverd op de Engelsen door Zeeuwen en Hollanders. 
  • De Staten- Generaal zorgden voor soldaten die de belangen van de plantagehouders verdedigden.

Slide 15 - Tekstslide

Trans -

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Welke gevolgen heeft de trans Atlantische slavenhandel ( tot op de dag van vandaag) voor Afrika?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Welke gevolgen heeft de trans Atlantische slavenhandel ( tot op de dag van vandaag) voor Afrika?

Slide 20 - Open vraag

Lees op bladzijde 147 John Stedman en Boni. In hoeverre zijn de tekeningen van John Stedman (bron 10 en 11) betrouwbaar?

Slide 21 - Tekstslide

Betrouwbaarheid en representativiteit
Bij betrouwbaarheid kijk je naar de standplaats van de maker van de bron. 

Welk doel had de maker met zijn teksten en tekeningen? Wilde hij verslagleggen? Had hij een duidelijke mening? Wilde hij zijn publiek ergens van overtuigen? Daarnaast moet je goed kijken naar de vraag die je aan de bron stelt.

Slide 22 - Tekstslide

Betrouwbaarheid en representativiteit
Bij representativiteit kijk je naar de mate waarin de bron past bij andere informatie die je hebt over de tijd of het onderwerp. 

Geeft de bron een beeld weer dat overeenkomt met andere verslagen? Wijkt het juist heel erg af van andere verslagen of van het beeld dat jij uit andere bronnen en teksten hebt gekregen? Bij welke mening past de bron wel? En bij welke minder? Nadenken over representativiteit helpt je om te bepalen hoe belangrijk de bron is (geweest) in de beeldvorming van de tijd. 

Slide 23 - Tekstslide

Lees op bladzijde 147 John Stedman en Boni. In hoeverre zijn de tekeningen van John Stedman (bron 10 en 11) betrouwbaar?

Slide 24 - Open vraag

7.2: Maak vragen 3 t/m 5

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide