9.4 de stroom beinvloeden

9.4 de stroom beinvloeden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

9.4 de stroom beinvloeden

Slide 1 - Tekstslide

Bereken de secundaire spanning als de primaire spanning op een transformator 230 V is. 

De transformator heeft 800 windingen in de primaire spoel en 42 windingen in de secundaire spoel.

Slide 2 - Tekstslide

Je moet een transformator maken die de spanning verdubbeld. Hoeveel primaire en secundaire windingen heeft jouw transformator?

Slide 3 - Tekstslide

Maak onderstaande zinnen af, kies uit:
Ampère , Volt , A , de hoeveelheid lading per seconde , een verschil in elektrische lading , weerstand , spanning , stroomsterkte , ohm

1. Spanning is ...
2. Stroomsterkte is ...
3. Als de ... groter wordt neemt de ... af
4. Volt is de eenheid van ...
5. De eenheid ... heeft als symbool ...
6. De eenheid van weerstand is ...

Slide 4 - Tekstslide

Welk symbool
zie je hier?
A
LED
B
Diode
C
Transistor
D
Reedcontact

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een LED?
A
een soort gloeilamp
B
een soort tl verlichting
C
een lichtgevende diode
D
een soort spaarlamp

Slide 6 - Quizvraag

Welk symbool
zie je hier?
A
LED
B
Diode
C
Transistor
D
Reedcontact

Slide 7 - Quizvraag




Zal de LED in deze schakeling branden?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Wat doet een diode?
Een diode is een elektrisch onderdeel dat de stroom
maar in één richting doorlaat. 

Doorlaatrichting:
Van + naar -   -->   (pijl)

Sperrichting:
Van - naar +    --|   (muur)

Slide 9 - Tekstslide

Hoe werkt een diode?
Wel stroom                                         Geen stroom

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een LED?
LED = Light Emitting Diode (Lichtgevende diode)





Hetzelfde symbool als de diode, maar dan met 2 pijltjes (licht)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

1. Nee

2. Ja

Slide 13 - Tekstslide

Belangrijke woorden 
- De Transistor

Werking van een Transistor
- Collector (C)
- Basis (B)
- Emitter (E)

Slide 14 - Tekstslide

Werking transistor

Slide 15 - Tekstslide

Als er een kleine stroom loopt van de ....

naar de
kan er een
stroom lopen van de
Naar de
Basis
Emitter
Collector
Emitter
Kleine
Grote

Slide 16 - Sleepvraag

Werking transistor
Drie aansluitpunten
 1) collector (C)
 2) basis (B)
 3) emitter (E)

Kleine stroom B naar E,
grote stroom C naar E

Slide 17 - Tekstslide

Transistor

Slide 18 - Tekstslide

De transistor (verwerker)

Slide 19 - Tekstslide

Als er geen stroom loopt van de ....

naar de
kan er ook geen
stroom lopen van de
Naar de
Basis
Emitter
Collector
Emitter

Slide 20 - Sleepvraag

Condensator
Een condensator moet je aansluiten op een gelijkstroom
Deze laadt dan op tot deze vol is en is dan gedurende korte tijd bruikbaar als spanningsbron.


Symbool; 

Elke condensator heeft een bepaalde capaciteit. 

Slide 21 - Tekstslide

Condensator
Een condensator kan voor korte tijd elektrische energie opslaan.



Een condensator wordt veel gebruikt in:
- Auto's
- Computers
- Televisie

Slide 22 - Tekstslide

aan de slag
maken opgaven van 9.4
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide