1/9 Woordenschat h1 1mh

Woordenschat
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

  • Korte activiteit
  • Terugblik vorige les
  • Wat weet je al?
  • Instructie/quiz
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Spelen met woorden: rebus
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide


Slide 7 - Open vraag

Leerdoelen
Aan het einde van deze les
  • Kan ik benoemen wat een synoniem is (woordenschat/woordraadstrategieën)
  • Heb ik geoefend met het toepassen van synoniemen (woordenschat/woordraadstrategieën)

Slide 8 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op
die je van
de vorige les
hebt onthouden.

Slide 9 - Woordweb

Je hebt geen woordenboek.
Hoe kun je de betekenis
van een moeilijk woord
achterhalen?

Slide 10 - Woordweb

Opdracht
  • Op de volgende dia zie je een woordweb rondom het woord vriend.  
  • Noteer in je schrift de woorden die te maken hebben met het woord 'vriend'.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide


Welke woorden heb jij in je schrift genoteerd?

Slide 13 - Open vraag

Woord-raad-strategieën

Woord: groep van spraakklanken met een eigen betekenis
Raad: op goed geluk (het juiste) antwoord geven op een vraag; gissen 
Strategie: plan van handelen

Je gaat op een bepaalde manier (strategie) op zoek gaat naar een betekenis (raad) van een woord (een groep spraakklanken met eigen betekenis).

Slide 14 - Tekstslide

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem
  • omschrijving
  • voorbeeld
  • tegenstelling
  • bekend woorddeel
  • woordenboek

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een synoniem, denk je?

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Video

Synoniem
  • Synoniemen zijn woorden met (bijna) dezelfde betekenis.
  • Andere woorden met (bijna) dezelfde betekenis.

Voorbeelden:
fiets - rijwiel
praten - spreken
ambacht - beroep
duidelijk - helder
schrijver – auteur


Slide 18 - Tekstslide

Darrel heeft exact hetzelfde boek als Sami.
Ander woord voor "exact"?
A
absoluut
B
precies
C
morgen
D
anders

Slide 19 - Quizvraag

Manier van uitdrukken waarbij
een beeld duidelijk maakt wat je wilt zeggen.

A
alliteratie
B
attribuut
C
beeldspraak
D
klassieker

Slide 20 - Quizvraag

Sleep het juiste synoniem 
naar de woorden in de eerste rij.
begrijpen
blessure
eenvoudig
gemakkelijk
snappen
verwonding

Slide 21 - Sleepvraag

Raad het goede synoniem van het woord
nuttigen
e
m
e
k
o
t
i
n
z
b

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Bij die opdracht moet je de uitkomst noteren en ook de berekening opschrijven.

Slide 23 - Open vraag

Werk voor de deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

Blz. 24/25, opdracht 1 en 2
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

Slide 24 - Tekstslide

Die drinkbeker is van plastic.
Ander woord voor 'beker'?
A
Glas
B
Mok
C
Fles
D
Pot

Slide 25 - Quizvraag

Voorwerp dat aan iets
of iemand wordt verbonden
A
attribuut
B
pictogram

Slide 26 - Quizvraag

Synoniem voor 'imiteren'
A
ergeren
B
nadoen
C
intiem doen
D
mediteren

Slide 27 - Quizvraag

Vaak gezongen lied,
veelgelezen boek, etc.
A
attribuut
B
klassieker
C
parallellogram
D
pictogram

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
De entree is aan de voorkant en aan de achterkant is ook een ingang.

Slide 29 - Open vraag

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Tim kan erg kwaad worden, maar meestal blijft hij niet lang boos.

Slide 30 - Open vraag

Raad het goede synoniem van het woord
rangschikken
r                              e      n
h
e
p
d
t
i
n
o
a

Slide 31 - Sleepvraag

Werk voor deze les + huiswerk: 

Blz. 24/25, opdracht 1 en 2
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
10:00

Slide 32 - Tekstslide

Schrijf drie dingen op
die je vandaag geleerd hebt.

Slide 33 - Woordweb

Leerdoelen
Aan het einde van deze les
  • Kan ik benoemen wat een synoniem is (woordenschat/woordraadstrategieën)
  • Heb ik geoefend met het toepassen van synoniemen (woordenschat/woordraadstrategieën)

Slide 34 - Tekstslide

Ik weet wat een synoniem is en kan die herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 36 - Open vraag

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 37 - Open vraag