Toets Evolutie

Het biologische begrip soort kan op verschillende manieren worden gedefinieerd. Misschien is de meest bekende definitie wel die van de bioloog Ernst Mayr uit 1940: ”Soorten zijn groepen zich onderling voortplantende, natuurlijke populaties die reproductief geïsoleerd zijn van andere, dergelijke populaties”. In dierentuinen zijn weleens tijgers gekruist met leeuwen. Het bestaan van nakomelingen (teeuwen of lijgers) bewijst niet dat tijgers en leeuwen tot dezelfde soort behoren.

Leg uit of de bewering dat tijgers en leeuwen niet tot dezelfde soort behoren klopt als je kijkt naar de soort-definitie van Ernst Mayr.
1 / 11
volgende
Slide 1: Open vraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Het biologische begrip soort kan op verschillende manieren worden gedefinieerd. Misschien is de meest bekende definitie wel die van de bioloog Ernst Mayr uit 1940: ”Soorten zijn groepen zich onderling voortplantende, natuurlijke populaties die reproductief geïsoleerd zijn van andere, dergelijke populaties”. In dierentuinen zijn weleens tijgers gekruist met leeuwen. Het bestaan van nakomelingen (teeuwen of lijgers) bewijst niet dat tijgers en leeuwen tot dezelfde soort behoren.

Leg uit of de bewering dat tijgers en leeuwen niet tot dezelfde soort behoren klopt als je kijkt naar de soort-definitie van Ernst Mayr.

Slide 1 - Open vraag

In de afbeelding zie je bijzondere zeeanemonen. De zeeanemoon Anthopleura elegantissima kan een symbiose (langdurige samenleving) aangaan met de alg Symbiodinium californium.

Slide 2 - Open vraag

Landdieren zoals amfibieën stammen af van longvissen. Vroeger beschouwde men ook de coelacanth als een vertegenwoordiger van een groep vissen waaruit de amfibieën konden zijn ontstaan. Deze theorie was op verschillende aanwijzingen gebaseerd, onder andere op de ouderdom van fossielen.
De coelacanth wordt in de Indische Oceaan nog steeds aangetroffen. Leg uit waarom het dier een levend fossiel wordt genoemd. [T2]

Slide 3 - Open vraag

Welk kenmerk is een gevolg van analoge ontwikkeling in de evolutie?
A
de hand met vijf vingers bij de koala en de resusaap
B
de klauwen van de witstaartarend en de zeearend
C
de stroomlijnvorm bij de slechtvalk en de dwergpinguïn
D
de vinnen bij de blauwe vinvis en de grote witte haai

Slide 4 - Quizvraag

Drie organismen zijn: Salvia splendens, Betta splendens en Betta pallifina. Welke twee organismen zijn het meest verwant? Leg je antwoord uit.

Slide 5 - Open vraag

Factor V Leiden (FVL) is een erfelijke bloedstollingziekte. De oorzaak is een verandering in het erfelijk materiaal: een guaninebase is vervangen door een adeninebase. Een persoon met FVL heeft meer kans op het ontstaan van bloedpropjes in het bloed. Die bloedpropjes kunnen leiden tot een verstopping in de bloedvaten. Dit heet trombose. Vrouwen met FVL verliezen bij de bevalling minder bloed dan vrouwen zonder deze ziekte. Een vrouw met FVL kan zowel een hogere als een lagere fitness hebben dan een gezonde vrouw. Leg uit hoe dat kan. [I]

Slide 6 - Open vraag

De Iberische en de Euraziatische lynx stammen af van dezelfde lynxensoort die vroeger zowel op het Spaans schiereiland als elders in Europa leefde. Uit de oorspronkelijke soort ontwikkelde zich ten zuiden van de Pyreneeën de Iberische lynx en elders de Euraziatische lynx.

Over het ontstaan van deze nieuwe soorten worden de volgende twee uitspraken gedaan.
I Door verschillende milieu-invloeden gaan de lynxen er anders uitzien en dit wordt aan de volgende generaties doorgegeven.
II Door verschillende milieu-invloeden hebben bepaalde lynxen meer overlevingssucces dan andere lynxen.
Welke van deze uitspraken is, of welke uitspraken zijn juist? Licht je keuze toe. [T2]

Slide 7 - Open vraag


Slide 8 - Open vraag

Op de Galápagos-eilanden leven verschillende soorten Darwinvinken. Op elk eiland blijken andere soorten vinken te leven, vooral herkenbaar aan de vorm van de snavel.
Welke verklaring bedacht Darwin voor het ontstaan van deze soorten vinken? [T1]
A
Elk mannetje zingt door zijn snavelvorm iets anders. Vrouwtjes kiezen vooral de mannen die een voor hen herkenbaar geluid maken. Dat zijn de mannen met dezelfde snavel als zij.
B
Op elk eiland kwam oorspronkelijk dezelfde soort vogel voor. Dat op het ene eiland een vogel ontstond met een grote, krachtige snavel en op het andere eiland een vogel met een spitse snavel, is puur toeval.
C
Vrouwtjes kiezen mannetjes die er net iets anders uitzien dan de rest. Dat zijn de mannetjes met iets dikkere of juist iets dunnere snavels. Dat kenmerk komt in de volgende generaties steeds meer tot uiting.
D
Het voedselaanbod varieert op elk eiland. Door een bepaalde snavelvorm zijn sommige vinken in het voordeel. Met dikke snavels kunnen vinken zaden kraken, met dunne snavels kunnen ze insecten vangen.

Slide 9 - Quizvraag

Met welke nu levende soort is soort 5 het meest verwant?

Slide 10 - Open vraag

In een bepaalde, geïsoleerde groep mensen komen individuen voor met meer dan tien vingers en/of tenen. Deze afwijking heet polydactylie. De afwijking wordt veroorzaakt door een dominant gen L. Een student onderzoekt 896 men- sen uit deze groep. 200 mensen daarvan hebben een normaal aantal vingers en tenen. De student neemt aan dat deze groep van 896 mensen beschouwd kan worden als een populatie die voldoet aan de Hardy-Weinberg-regel.
Bereken op basis van deze gegevens de frequentie van het gen L in deze populatie.

Slide 11 - Open vraag