Week 9 Hoofdstuk 3 Overleggen en vergaderen

Beroepsthema 2 
Communicatie op het werk
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Beroepsthema 2 
Communicatie op het werk

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
Overleggen en vergaderen

Slide 2 - Tekstslide

Telefoneren
Omdat je de ander tijdens het gesprek niet ziet, is het lastiger om goed te communiceren. Doordat je de gezichtsuitdrukking niet ziet, is het moeilijk inschatten of iemand bijvoorbeeld een grapje maakt 

Slide 3 - Tekstslide

Goede afspraak zakelijk telefoongesprek
Slechte afspraak zakelijk telefoongesprek
Pen en papier om iets te noteren
Zacht en snel praten 
Eten tijdens je gesprek
Rustig en beleefd blijven
Andere dingen doen tijdens het gesprek

Slide 4 - Sleepvraag

Hoe neem je de telefoon aan?
A
Hallo met Inge.
B
Goedemorgen, Vistacollege met Inge
C
Goedemorgen, Vistacollege
D
Goedemorgen met Inge

Slide 5 - Quizvraag

1. Videofragment 
Bekijk en beluister het fragment op de volgende dia.

Belangrijk: Let goed op wat ze zeggen en de manier waarop ze het zeggen. 

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Wat vind je van het telefoongesprek? + leg uit waarom

Slide 8 - Open vraag

Wat doen ze goed? 
Wat doen ze niet goed? 
begroeten
voorstellen
articuleren
herhalen
beiden afscheid nemen
formele houding 

Slide 9 - Sleepvraag

Telefoon aannemen
  1. Neem de telefoon aan.
  2. Vraag waarmee je de beller kunt helpen.
  3. Noteer de naam van de persoon die belt, zo kun je de persoon persoonlijk aanspreken.
  4. Probeer de beller zo goed mogelijk te helpen.
  5. Maak de beller duidelijk wat gaat gebeuren.
  6. Vragen of je alle vragen van de beller hebt beantwoord.
  7. Sluit af met een groet. 

Slide 10 - Tekstslide

Opbellen
  1. Begin het gesprek.
  2. Als je belt en je weet wie je wilt spreken, vraag naar die persoon.
  3. Heb je de juiste persoon aan de lijn, vertel waarom je belt en stel jouw vragen.
  4. Stel controlevragen om na te gaan of je de ander goed begrepen hebt.
  5. Sluit het gesprek beleefd af.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video


De telefoon gaat. Je neemt op. Wat zeg je als eerste?
A
Niks, ik wacht tot de ander iets zegt.
B
Ik zeg "Hallo".
C
Ik zeg "hallo" tegen de ander en ik zeg mijn naam.
D
Ik vraag waarom de ander belt

Slide 13 - Quizvraag


Als ik iemand bel, wie bepaalt dan waar we over praten?
A
Ik bepaal, want ik heb gebeld.
B
Ik wacht tot de ander begint te vertellen.

Slide 14 - Quizvraag


Wie praat er tijdens het gesprek?
A
Alleen ik
B
Alleen de ander
C
We praten allebei tegelijk
D
We praten om de beurt

Slide 15 - Quizvraag

Hoe moet je een telefoongesprek afronden als je wil op hangen?

Slide 16 - Open vraag

Studiemeter
Voegwoorden;
alles door elkaar

Slide 17 - Tekstslide

Maak opdracht  20 en 21 (pag 207-211 ) in je Via Werkboek
Stuur de opname van opdracht 21 door via de chat, hiervoor krijg je een punt.
Opdrachten en huiswerk
Studiemeter:
Stijl: Voegwoorden (2 oefeningen kiezen)

Slide 18 - Tekstslide