H5.3 Belasting of shoppen H5.4 Wat houd je over

PLan
5.2 wat wordt de prijs?    inkoopprijs € 40 + 20% brutowinstopslag =  verkoopprijs € 48,-
                                                    omzet = verkoopprijs € 48 x afzet (aantal stuks)  


uitleg 5.3 belasting op shoppen?  - consumentenprijs             = verkoopprijs +  btw
                                                                       -  verkoopprijs (winkelier)  = inkoopprijs + winstmarge  
                                                                        -  en btw berekenen

H5.2  opgaven dòornemen
H5.2 overhoring schriftelijk H5.2 


1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

PLan
5.2 wat wordt de prijs?    inkoopprijs € 40 + 20% brutowinstopslag =  verkoopprijs € 48,-
                                                    omzet = verkoopprijs € 48 x afzet (aantal stuks)  


uitleg 5.3 belasting op shoppen?  - consumentenprijs             = verkoopprijs +  btw
                                                                       -  verkoopprijs (winkelier)  = inkoopprijs + winstmarge  
                                                                        -  en btw berekenen

H5.2  opgaven dòornemen
H5.2 overhoring schriftelijk H5.2 


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H5.3 : belasting op shoppen

5.1 koop jij op de markt?  Marketing, de markt, vraag en aanbod 
5.2 wat wordt de prijs?    inkoopprijs € 40 + 20% brutowinstopslag =  verkoopprijs € 48,-
                                                    omzet = verkoopprijs € 48 x afzet (aantal stuks)  

5.3 belasting op shoppen?  - consumentenprijs             = verkoopprijs +  btw
                                                          -  verkoopprijs (winkelier)  = inkoopprijs + winstmarge  
                                                          -  en btw berekenen

5.4 Wat houd je over?     inkoopwaarde , brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst 

ALLE STOF voor de volgende TOETS

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.3 Belasting of shoppen?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begin les
  • Ga naar: https://student.lessonup.io
  • Vul bij 'CODE INVOEREN' de code die op het bord staat in
  • Vul bij 'Hoe heet je?' je echte voornaam in

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H5.3 Belasting of shoppen?
Waar denk je aan?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Wat is btw?
  • Waarom is de btw een indirecte belasting?
  • Wat is consumentenprijs?
  • Wat is verkoopprijs?
  • Wat is de consumentenprijs en deze berekenen.
  • Hoe reken je de consumentenprijs terug naar de verkoopprijs (exclusief btw).

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor staat de afkorting BTW?
A
Belasting toegevoegde waarde
B
Belasting toekomende waarde
C
Bruto toegevoegde waarde
D
Bruto toekomende waarde

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is BTW?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Indirecte belasting: 4 soorten 

Indirecte belasting betaal je via een bedrijf aan de overheid
       
a. omzetbelasting (btw = Belasting over de Toegevoegde  Waarde)
  1. 9% BTW - basisbehoeften
  2. 21% BTW - overige (b.v. luxe)
b.  Accijnzen  (benzine, roken , drank, milieu)
c. Motorvoertuigenbelasting
d. overige (ontroerend goedbelasting, vliegbelasting etc..)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Consumentenprijs incl. BTW
           Consumentenprijs die jij in de winkel betaald
                   = prijs inclusief BTW --> 121% of 109%
           Verkoopprijs winkelier is excl. btw = 100%

9% BTW
Consumentenprijs = verkoopprijs exclusief BTW : 100 x 109

21% BTW:
Consumentenprijs = verkoopprijs exclusief BTW : 100 x 121

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs excl. BTW
Verkoopprijs winkelier excl. BTW = consumentenprijs - BTW
                                                     = prijs van winkelier --> 100%

9% BTW
Verkoopprijs exclusief BTW = consumentenprijs : 109 x 100
(winkelier)                                                        (100% +9%)
21% BTW
Verkoopprijs exclusief BTW = consumentenprijs : 121 x 100
 (winkelier)                                                       (100% + 21%)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs winkelier naar consumentenprijs
  • Inkoopprijs per stuk
  • brutowinstmarge per stuk
    __________________ +
  • Verkoopprijs  per stuk
  • btw
      __________________ +
      consumentenprijs per stuk

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met het aantal producten dat mensen kopen als de BTW hoger wordt? Leg uit.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
5.3 blz 138 t/m 141
opdracht 37, 38, 41, 42, 43, 47 , 48 en 49, 50 51 , 52 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De inkoopprijs van een Gucci-riem is € 150. De brutowinstmarge is 120%. Bereken de verkoopprijs.
timer
2:00

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

PLan
5.2 wat wordt de prijs?    inkoopprijs € 40 + 20% brutowinstopslag =  verkoopprijs € 48,-
                                                    omzet = verkoopprijs € 48 x afzet (aantal stuks)  

5.3 belasting op shoppen?  - consumentenprijs             = verkoopprijs +  btw
                                                         -  verkoopprijs (winkelier)  = inkoopprijs + winstmarge  
                                                         -  btw van de verkoopprijs
5.3 sommen doornemen
uitleg H5.4 Wat houd je (de winkelier) over?   
- inkoopwaarde = inkoopprijs x aantal of totale waarde inkoop
- brutowinst        = omzet - inkoopwaarde
- Nettowinst        = brutowinst - bedrijfskosten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5.4 Wat houd je over?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

H5.4 : Wat houd je (de winkelier) over?
- inkoopwaarde , brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst 
- quiz

ALLE STOF voor de volgende TOETS

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Quiz H51 tm 5.3

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor staat de afkorting BTW?
A
Belasting toegevoegde waarde
B
Belasting toekomende waarde
C
Bruto toegevoegde waarde
D
Bruto toekomende waarde

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Inkoopprijs is?
A
verkoopprijs - btw
B
verkoopprijs - winst
C
verkoopprijs - winst - btw

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs is?
A
inkoopprijs + btw
B
inkoopprijs + winst
C
inkoopprijs + winst + btw

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Consumentenprijs is?

2 antwoorden mogelijk
A
inkoopprijs + btw
B
inkoopprijs + brutowinst
C
inkoopprijs + brutowinst + btw
D
verkoopprijs + btw

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omzet ?
afzet = 100 stuks
verkoopprijs = € 20,-
inkoopprijs = € 12.-
A
afzet x verkoopprijs = €2000,-
B
afzet x verkoopprijs = €200,-
C
afzet x inkoopprijs = €1200
D
afzet x inkoopprijs = €120,-

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sommen H5.3 nakijken
5.3 sommen doornemen: 
- inkoopwaarde = inkoopprijs x aantal of totale  waarde inkoop
- brutowinst        = omzet - inkoopwaarde
- Nettowinst        = brutowinst - bedrijfskosten

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf in je schrift Rekenvaardigheden H5.4
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier
  • boek 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bereken je de brutowinst in €  en %?  
- verkocht = 10 stuks                - Brutowinst is van de verkoopprijs
- inkoopprijs per stuk € 15,-   - verkoopprijs per stuk is € 20,-  
Brutowinst in €?
Omzet                              10 x verkoopprijs € 20 =   € 200        Inkoopwaarde -/-       10 x inkoopprijs    € 15  =   € 150 -/-   
brutowinst in % ?        10 stuks x                €  5,-  =  € 50,-      
brutowinst % van de inkoop:  € 50 : € 150 x 100 = 33,33 % 
                                                            
               

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCHRIJF IN JE SCHRIFT:
Hoe bereken je de brutowinstmarge van de inkoopprijs.
Inkoopprijs in € per stuk         =   € 50             100%    brutowinstmarge € per stuk =   € 15               30% 
30 % van € 50,-  =  0,3 x € 50

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCHRIJF IN JE SCHRIFT:
Hoe bereken je de consumentenprijs
Inkoopprijs               per stuk
brutowinstmarge  per stuk +/+
Verkoopprijs            per stuk
btw (9% of 21%)                        +/+ 
consumentenprijs per stuk

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCHRIJF IN JE SCHRIFT: 
Bereken de 21% btw v/d 
verkoopprijs:

Verkoopprijs (excl. btw) 100%  € 50
Btw    0,21 x € 50                21%   € 10,10 +
Consumentenprijs          121%  € 60,10

Bereken 21% btw v/d consumentenprijs

Cons.prijs (incl. btw)      121%   € 61,10
Verkoopprijs (excl.btw) 100%  € 50, +
Btw = € 61,10 : 121% x 21%          € 10,10

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

SCHRIJF IN JE SCHRIFT:
Hoe bereken je de NETTOWINST?
Omzet                 = aantal verkochten stuks x verkoopprijs
inkoopwaarde = aantal verkochte stuks    x inkoopprijs
__________________ -/-
brutowinst       
bedrijfskosten   =  huur, reclame, personeel, verzekering, etc.
__________________ -/-
Nettowinst   = wat je hebt VERDIEND en op de bank hebt staan.                   

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag 
5.4 blz 138 t/m 141
opdracht 53 t/m 61 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stilte
Begin aan de opdrachten H5.4 53 t/m 61
timer
20:00

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H5.4 : Wat houd je over?
5.1 koop jij op de markt?  Marketing, de markt, vraag en aanbod 
5.2 wat wordt de prijs?    inkoopprijs € 40 + 20% brutowinstopslag =  verkoopprijs € 48,-
                                                    omzet = verkoopprijs € 48 x afzet (aantal stuks)  

5.3 belasting op shoppen?  - consumentenprijs             = verkoopprijs +  btw
                                                          -  verkoopprijs (winkelier)  = inkoopprijs + winstmarge  
                                                          -  en btw berekenen

5.4 Wat houd je over?     inkoopwaarde , brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst 

ALLE STOF voor de volgende TOETS

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning:      1 lesuur!         

omzet 
inkoopwaarde      -/- 
brutowinst  

Bedrijfskosten       -/-

Nettowinst 
 

= verkoopprijs x aantal
= inkoopprijs    x aantal
= % van de inkoopwaarde

= huur, verzekering, machines,
   personeel, reclame etc.
= wat je echt hebt verdiend en
   op je bank staat!
5.4 sommen doornemen:  H5.4 t/m 65  + H5 oefentoets 1 tm 9

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk percentage BTW kennen wij in Nederland?
A
21% en 9%
B
21% en 19%
C
21% en 6%
D
21%

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs?

De inkoopprijs van Product X is € 1,10.
De brutowinstopslag is 50%.

A
€ 1,10 + 50% van € 1,10 = € 1,65
B
€ 1,10 + 50% van € 1,10 = € 16,50
C
€ 1,10 - 50% van € 1,10 = € 0,55
D
€ 1,10 : (50% van € 1,10) = € 2,-

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkoopprijs exclusief BTW?

De consumentenprijs voor knippen is € 18,50.
Het BTW-percentage is 9%.


A
€ 16,84
B
€ 20,17
C
€ 15,29
D
€ 16,97

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Consumentenprijs?

Verkoopprijs (vp) van een fiets = excl. btw € 200.
Inkoopprijs is € 50,-.
Het btw-tarief is 21%.

A
200 + (200 x 21%) = € 242,-
B
200 - (200 x 21%) € 158,-
C
200
D
200 + 50 = 250

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Consumentenprijs?

Verkoopprijs (vp) van een fiets excl. btw = € 200. Het btw-tarief is 21%.


A
vp + (vp x 21%)
B
vp - (vp x 21%)
C
vp excl. btw
D
vp - inkoopprijs

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Consumentenprijs?

De autoverkoopprijs excl. BTW is € 19.834,71.
Het BTW-percentage is 21%.


A
€ 23.999,99
B
€ 16.392,32
C
€ 24.000,00
D
€ 21.619,83

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omzet?

De afzet van Chips is 800 stuks.
Verkoopprijs per stuk is € 2,-
Inkoopprijs per stuk is € 0,75

A
800 x €2 = €1600,-
B
800 x €0,75 = €600
C
800 : €2= €400,-
D
€800

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De consumentenprijs van een brood is € 3,75. Het btw-tarief is 9%. Bereken de prijs exclusief btw.

Slide 47 - Open vraag

3,75 : 109% x 100 = 3,44  

Stiltekwartier
Werk volgens de studiewijzer H5
timer
15:00

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies