Blok 5.2 A Grammatica Weet je het nog? Zinsdelen, PV, WWG, Zinsdelen

hoofdstuk  5 Grammatica

5.4   persoonsvorm (pv)
         werkwoordelijke gezegde (wwg)
5.5   zinsdelen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

hoofdstuk  5 Grammatica

5.4   persoonsvorm (pv)
         werkwoordelijke gezegde (wwg)
5.5   zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

De Persoonsvorm (pv)
  • Een werkwoord kan verschillende vormen hebben, bijvoorbeeld   de persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord die je in de   tegenwoordige tijd (tt)  en in de verleden tijd (vt)  kunt schrijven.
  • Er zit altijd een persoonsvorm in de zin. Soms staat in een zin maar één werkwoord, dan is dat werkwoord de persoonsvorm.
  • Tijdproef of vraagproef.
      


Slide 2 - Tekstslide

Tijdproef of vraagproef om de persoonsvorm (pv) te vinden.
  • Tijdproef
     
    Staat een zin in de tegenwoordige tijd, zet hem dan in de verleden tijd.   Het werkwoord dat zich aanpast, is de persoonsvorm.
     Staat een zin in de verleden tijd, zet hem dan in de tegenwoordige tijd.   Het werkwoord dat zich dit keer aanpast, is de persoonsvorm.
  • Vraagproef
     Maak van de zin een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan in de zin   staat is de persoonsvorm.



Slide 3 - Tekstslide

Even oefenen
Zoek van de volgende zinnen de persoonsvorm.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de pv in de zin:

Onze kat heeft een muis gevangen.

Slide 5 - Open vraag

Uitleg antwoord
Onze kat heeft een muis gevangen.
  • heeft is de persoonsvorm (pv)
  • Vraagproef : Heeft onze kat een muis gevangen? 
      Tijdproef     : Onze kat had een muis gevangen

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de pv in de zin:

De wiskundeleraar tekent een driehoek.

Slide 7 - Open vraag

Uitleg antwoord
De wiskundeleraar tekent een driehoek.
  • tekent is de persoonsvorm (pv)
  • Vraagproef : Tekent de wiskundeleraar een driehoek? 
      Tijdproef     : De wiskundeleraar tekende een driehoek.

Slide 8 - Tekstslide

Het werkwoordelijk gezegde (WWG)

  • We noemen alle werkwoorden samen het werkwoordelijk gezegde (wwg).
  • Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden.


Slide 9 - Tekstslide

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde (WWG)?

  1. Je zoekt altijd eerst naar de PV.

  2. Daarna kijk je of er andere werkwoorden in de zin staan.

  3. Het PV + de andere werkwoorden = het werkwoordelijk gezegde


Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen
Zoek van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het werkwooordelijk gezegde (wwg) in de zin:

De wedstrijd zal over een kwartier beginnen.

Slide 12 - Open vraag

Uitleg antwoord
De wedstrijd zal over een kwartier beginnen.
  • zal beginnen is het werkwoordelijk gezegde.
  • zal is de persoonsvorm (pv)  - tijdproef of vraagproef
  • beginnen is een werkwoord 
  • zal beginnen is het werkwoordelijk gezegde. (pv en overige werkwoorden)

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het WWG in de zin:

Hadden jouw ouders mijn e-mail ontvangen?

Slide 14 - Open vraag

Uitleg antwoord

Hadden jouw ouders mijn e-mail ontvangen?
  • hadden ontvangen is het werkwoordelijk gezegde.
  • hadden is de persoonsvorm (pv)  - tijdproef
  • ontvangen is een werkwoord
  • hadden ontvangen is het werkwoordelijk gezegde. (pv en overige werkwoorden)

Slide 15 - Tekstslide

Einde van de uitleg.
Maak nu de opdrachten 

Slide 16 - Tekstslide