Tussenletters in samenstellingen H4

Tussenletters in samenstellingen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Tussenletters in samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Doel:
Je weet hoe je samenstellingen moet spellen.
Voorbeelden:
(de) mening + (het) verschil = (het) meningsverschil
(de) fiets + (de) tas = (de) fietstas

Slide 2 - Tekstslide

Beresterk of berensterk?
A
Beresterk
B
Berensterk

Slide 3 - Quizvraag

Beresterk
Geen tussenletter als het eerste deel een bijvoeglijk naamwoord is --> 'bere' zegt iets over 'sterk'

Slide 4 - Tekstslide

Brekebeen of brekenbeen?
A
Brekebeen
B
Brekenbeen

Slide 5 - Quizvraag

Brekebeen
Geen tussenletter als het eerste deel van een werkwoord komt --> 'breke' komt van 'breken

Slide 6 - Tekstslide

Gerstebier of gerstenbier?
A
Gerstebier
B
Gerstenbier

Slide 7 - Quizvraag

Gerstebier
Geen tussenletter als het eerste woord geen meervoud kent --> je kunt niet zeggen: twee gersten

Slide 8 - Tekstslide

Maneschijn of manenschijn?
A
Maneschijn
B
Manenschijn

Slide 9 - Quizvraag

Maneschijn
Geen tussenletter als er maar één is van het eerste deel: we hebben maar één maan (of zon)

Slide 10 - Tekstslide

Secondewijzer of Secondenwijzer?
A
Secondewijzer
B
Secondenwijzer

Slide 11 - Quizvraag

Secondewijzer
Geen tussenletter als een woord twee meervoudsvormen kent --> 'secondes' en 'seconden' mag allebei

Slide 12 - Tekstslide

Stationchef of stationschef
A
Stationchef
B
Stationschef

Slide 13 - Quizvraag

Stationschef
Als je de -s hoort, dan schrijf je hem ook --> stationsrestauratie

Slide 14 - Tekstslide

Suikerssoort of suikersoort?
A
Suikerssoort
B
Suikersoort

Slide 15 - Quizvraag

Takkewijf of takkenwijf?
A
Takkewijf
B
Takkenwijf

Slide 16 - Quizvraag

Takkewijf
Geen tussenletters als het eerste deel het tweede deel versterkt

Slide 17 - Tekstslide

Pak je boek, schrift en pen
Nummer de theorie zoals op volgende slide. 
De nummering ga je gebruiken bij de opdrachten.

Slide 18 - Tekstslide

blz. 130
Nummer de
theorie (1 tm 8)

Slide 19 - Tekstslide

Ga nu oefenen:
  • H4 Spelling blz. 131
  • Maak opdr. 1, 2 : noteer telkens het nummer van de theorie erbij.
  • Maak opdr. 3, 4

Slide 20 - Tekstslide