lees mee 2

1. Dictee: Lees mee 
2. nakijken boekje Lees mee 2
3. zinnen maken bij de woorden/Quizlet live
4. lezen in boekjes
5. spreekoefeningen
woorden van 3

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 26 min

Onderdelen in deze les

1. Dictee: Lees mee 
2. nakijken boekje Lees mee 2
3. zinnen maken bij de woorden/Quizlet live
4. lezen in boekjes
5. spreekoefeningen
woorden van 3

Slide 1 - Tekstslide

We lezen de tekst samen.

Slide 2 - Tekstslide

Pasen
Pasen is een feest in de lente. Het is een feest dat in het christendom wordt gevierd dat Jezus is opgestaan uit de dood. Het is ook het feest van de vruchtbaarheid.

Aan het Paasfeest is een voorbereiding voorafgegaan, de zgn. veertigdagentijd. In de laatste week voorafgaand aan Pasen, de zgn. Goede Week, wordt het lijden en sterven Christus herdacht.

Slide 3 - Tekstslide

Palm zondag
Palm zondag:
De zondag voor Pasen kennen we als palmzondag. Het is het begin van de Goede week. We vieren dan dat Jezus als een koning werd binnengehaald in Jerusalem. De mensen zwaaiden met palmtakken en zongen hosanna. Het is haast niet te geloven dat Jezus nog geen week later werd vermoord als een zware misdadiger

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Witte donderdag
Op deze dag at Jezus voor het laatst met Zijn vrienden. We noemen dit het laatste avondmaal. 

Slide 6 - Tekstslide

Goede Vrijdag
Het is de vrijdag voor Pasen. Deze dag herdenken we dat Jezus is doodgegaan. Ze hebben Hem met spijkers aan het kruis geslagen, wat zal dat pijn hebben gedaan.
Waarom zou dan toch deze dag Goede vrijdag worden genoemd? Er was toch niks goeds aan, dat Jezus dood ging! Goede vrijdag heet zo omdat Jezus Zijn leven aan ons allemaal GEGEVEN heeft. 

Slide 7 - Tekstslide

Paaszaterdag
Op paaszaterdag denken we aan Jezus die nu in het graf ligt, een uitgeholde grot met een grote zware steen ervoor. 

Slide 8 - Tekstslide

Eerste Paasdag
Vrouwen komen bij het graf en zien dat het leeg is. Een engel zegt dat jezus leeft en is opgestaan!
Zijn vrienden zien hem ook

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

de moslims= aanhangers van de Islam
de ramadan = vastentijd (niet eten en drinken)

Slide 12 - Tekstslide

het geduld
de tijd nemen voor iets

de dadel

Slide 13 - Tekstslide

de iftar= de maaltijd na het vasten
Het Suikerfeest = het feest na Ramadan

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Pasen
Eerste zondag na de eerste volle maan na 21 maart (begin van de lente)
1. Voorchristelijk:​
Lente, nieuw leven​
Versiering met takjes, bloemen​
Eieren, paashaas​
Paasvuur​

2. Joodse laag:​
Pesach​
God gaf het Joodse volk een nieuw leven door bevrijding uit Egypte​

3. Christelijke laag:​
Opstanding van Jezus​
Nieuw leven​

Slide 17 - Tekstslide

presteren=
resultaten behalen, cijfers halen
combineren =dingen samen brengen

Slide 18 - Tekstslide

weigeren = nee zeggen
volmaakt = perfect

Slide 19 - Tekstslide

het onderzoek =   als je uitzoekt waarom iets is zoals het is
blijven zitten =
nog een jaar dezelfde klas 

Slide 20 - Tekstslide

de middelbare school =
het voortgezet onderwijs
gemiddeld

Slide 21 - Tekstslide

blijken = laten zien
duidelijk worden
het niveau = hoe goed je bent
de kwaliteit

Slide 22 - Tekstslide

een diploma halen
je doel bereiken =
iets wat je graag wilt lukt jou

Slide 23 - Tekstslide

het onderwijs = de lessen van een docent
het voorbeeld =
gebruik je om iets uit te leggen

Slide 24 - Tekstslide

bovendien, daarnaast =
ook
terwijl =
op/in  dezelfde tijd 

Slide 25 - Tekstslide

trainen =
oefenen
daardoor = het regende heel hard daardoor kwam er een overstroming

Slide 26 - Tekstslide

Het wordt duidelijk dat er geen vis meer is in deze rivier
A
blijkt
B
geeft
C
traint
D
stijgt

Slide 27 - Quizvraag


A
presteren
B
studeren
C
combineren
D
afleren

Slide 28 - Quizvraag


A
het niveau
B
je doel bereiken
C
gemiddeld
D
blijken

Slide 29 - Quizvraag

Ik koop en....ook......
A
bovendien
B
daarnaast
C
terwijl
D
onlangs

Slide 30 - Quizvraag


A
combineren
B
studeren
C
blijven zitten
D
je doel bereiken

Slide 31 - Quizvraag

uitdrukking
letterlijk/ figuurlijk
  1. Zij zit met de handen in het haar
  2. Hij eet met lange tanden
  3. Knoop dat in je oren!

Slide 32 - Tekstslide

  • 1. Hij heeft een oogje op haar.
  • 2. Hij neemt hem bij de neus
  • 3.Dat ligt voor de hand


  • 4. Hij steekt de handen uit de mouwen 


A. Dat is te verwachten

B. Hij houdt hem voor de gek

C. Hij gaat hard aan het werk 

D. Hij vindt dat meisje leuk.

Slide 33 - Tekstslide

Hij gaat hard aan het werk
A
Hij pakt de handen uit de mouwen
B
Hij geeft de handen uit de mouwen
C
Hij neemt de handen uit de mouwen
D
Hij pakt de handen uit de mouwen

Slide 34 - Quizvraag

Patrick gaat zonder voorbereiding op reis, hij gaat ...................
A
volgens planning
B
tenslotte toch
C
op goed geluk
D
met goed geluk

Slide 35 - Quizvraag