Van vroeger tot nu

Van vroeger tot nu
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Van vroeger tot nu

Slide 1 - Tekstslide

Wat vond je het leukste of meest interessante tijdvak wat we behandeld hebben?

Slide 2 - Open vraag

geschiedenis  kun je indelen in:

10 tijdvakken

5 perioden

5 samenlevingen

Slide 3 - Tekstslide

Weet je nog?
Even een paar vragen over de verschillende tijdvakken.

Slide 4 - Tekstslide

In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van jagers en boeren
B
Tijd van Grieken en Romeinen
C
Tijd van monniken en ridders
D
Tijd van steden en staten

Slide 5 - Quizvraag

In welk tijdvak waren de Romeinen belangrijk in Europa?
A
Tijd van monniken en ridders
B
Tijd van Germanen en Romeinen
C
Tijd van Galliërs en Romeinen
D
Tijd van Grieken en Romeinen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe lang is het tijdvak van monniken en ridders?
A
500 jaar
B
1000 jaar
C
1500 jaar
D
50 jaar

Slide 7 - Quizvraag

Welk tijdvak is dit?
A
Steden en staten
B
Grieken en romeinen
C
Monniken en ridders
D
Televisie en computers

Slide 8 - Quizvraag

In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van ontdekkers en hervormers
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van pruiken en revoluties
D
Tijd van burgers en stoommachines

Slide 9 - Quizvraag

In de tijd van regenten en vorsten was Nederland een
A
koninkrijk
B
republiek
C
vorstendom
D
monarchie

Slide 10 - Quizvraag

Welk tijdvak hoort bij dit pictogram?
A
monniken en ridders
B
burgers en stoommachines
C
televisie en computer
D
pruiken en revoluties

Slide 11 - Quizvraag

De thuiswevers verdwenen in dit tijdvak
A
Tijd van steden en staten
B
Tijd van wereldoorlogen
C
Tijd van burgers en stoommachines
D
Tijd van regenten en vorsten

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer was het tijdvak van de wereldoorlogen?
A
1900 tot 1914
B
1900 tot 1950
C
1914 tot 1918
D
1940 tot 1945

Slide 13 - Quizvraag

In welk tijdvak leven wij nu?
A
De tijd van jagers en boeren
B
De tijd van televisie en computer
C
De tijd van burgers en stoommachines
D
De tijd van wereldoorlogen

Slide 14 - Quizvraag

de 5 perioden
Zet de 5 perioden op de volgende dia in de juiste volgorde.

Slide 15 - Tekstslide

1
2
3
4
5
Middeleeuwen
Prehistorie
Moderne tijd
Oudheid
Vroegmoderne tijd

Slide 16 - Sleepvraag

Indeling in samenlevingen
Hoe is de samenleving georganiseerd?
Wat zijn de belangrijkste middelen van bestaan?

Slide 17 - Tekstslide

Samenleving van 
Jagers en verzamelaars
  • Middelen van bestaan: Jagen, verzamelen en vissen
  • Geen vaste woonplaats:  
    Nomaden

Slide 18 - Tekstslide

Landbouwsamenleving
  • Jager-verzamelaars werden boeren
  • Middel van bestaan werd landbouw
    (maar ze bleven ook jagen en verzamelen)
  • Wonen op één plaats in een stevig huis
  • Ontstaan dorpen
  • Meer bezit
  • Verschil arm en rijk

Slide 19 - Tekstslide

Landbouwstedelijke samenleving
  • De meeste mensen
    wonen en werken op het platteland.
    Zij leven van de landbouw
  • Een deel van de mensen woont in
    steden.
    Zij leefden van handel en ambachten.

Slide 20 - Tekstslide

Industriële samenleving
  • Meer dan de helft van de mensen leefden
    in steden.
  • Het belangrijkste middel van bestaan werd
    de industrie.
  • Uitvinding van de stoommachine

Slide 21 - Tekstslide

Informatiesamenleving
  • Meer dan de helft van de mensen woont
    in steden.
  • Mensen gebruiken veel ICT in hun werk
    en hun vrije tijd.

Slide 22 - Tekstslide

Vijf samenlevingen.
  1. De samenleving van Jagers-verzamelaars
  2. De Landbouwsamenleving
  3. De Landbouwstedelijke samenleving
  4. Industriële samenleving
  5. Informatiesamenleving

Slide 23 - Tekstslide

Is dit een landbouw of een landbouwstedelijke samenleving?
A
Landbouwsamenleving
B
Landbouwstedelijke samenleving

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin hoort niet bij de tijd van jagers en verzamelaars?
A
Ze wonen in hutjes van hout en riet.
B
De Grieken bouwden stenen tempels en theaters.
C
Mensen gebruikten alles uit de natuur.
D
Mensen moesten telkens verhuizen.

Slide 25 - Quizvraag

Een samenleving waarin industrie en handel belangrijke middelen van bestaan zijn en de meeste mensen in steden leven, is een....
A
industriële revolutie
B
industriële samenleving
C
urbanisatie
D
Tijd van burgers en stoommachines

Slide 26 - Quizvraag

Nu leven wij in de ....
A
Industriële samenleving
B
Landbouwstedelijke samenleving
C
Informatiesamenleving
D
Landbouwsamenleving

Slide 27 - Quizvraag