Oefentoets H4 klas 1

1. Wat betekent ambitie?
1 / 21
volgende
Slide 1: Open vraag

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

1. Wat betekent ambitie?

Slide 1 - Open vraag

2. Wat betekent essentiële?

Slide 2 - Open vraag

Noteer de tegenstelling van het onderstaande woord door een voorvoegsel te gebruiken:
3. Willekeurig

Slide 3 - Open vraag

Noteer de tegenstelling van het onderstaande woord door een voorvoegsel te gebruiken:
4. Stabiel

Slide 4 - Open vraag

Vul op de puntjes een passende uitdrukking in:
5. Hoewel onze buren hun huis na drie jaar eindelijk verkocht hebben, zijn ze pas echt blij als ze straks de koopafspraak ... hebben.

Slide 5 - Open vraag

Vul op de puntjes een passende uitdrukking in:
6. 'Een goede keukenmeester word je niet vanzelf', zei de populaire tv-kok. 'Dat gebeurt ... .'

Slide 6 - Open vraag

7. Welke uitspraak hoort bij het lijdend voorwerp?
A
Het lv begint nooit met een voorzetsel
B
Het lv van een zin is altijd een levend wezen: een mens of een dier
C
Het lv van een zin kun je vinden met de vraag: Wat (of wie) + onderwerp ?
D
In elke zin komt een lv voor.

Slide 7 - Quizvraag

Noteer pv, ow, wg en lv van de volgende zin:
8. Zo'n leuke disco zou de scouting ook eens moeten organiseren.

Slide 8 - Open vraag

Noteer pv, ow, wg en lv van de volgende zin:
9. Lindsey mocht van haar moeder schoenen met hoge hakken kopen.

Slide 9 - Open vraag

Maak de zin compleet met de volgende zinsdelen:
10. De moeder van mijn beste vriend (ow) + pv/wg + lv + wg.

Slide 10 - Open vraag

11. Welke uitspraak over het vragend voornaamwoord is juist?
A
De woorden 'wie' en wat zijn altijd vr.vnw
B
Er zijn vier vr.vnw
C
Het vr.vnw staat altijd aan het begin van de zin
D
Woorden als 'waar', 'wanneer' en 'hoe' zijn vr.vnw

Slide 11 - Quizvraag

12. Noteer van de onderstaande zin: vr.vnw en aanw.vnw (zet - als de woordsoort ontbreekt)

Slide 12 - Open vraag

13. Noteer van de onderstaande zin: vr.vnw en aanw.vnw (zet - als de woordsoort ontbreekt)

Slide 13 - Open vraag

Kies het juiste verwijswoord.
14. De kinderen hebben dat spookverhaal al vaak gehoord, maar ... vinden ... elke keer weer spannend.

Slide 14 - Open vraag

Kies het juiste verwijswoord.
15. Mijn fiets is gestolen. Ik had ... wel op slot gezet, want hier is het sleuteltje: ... zat in mijn broekzak.

Slide 15 - Open vraag

16. Noteer het meervoud van: trampoline.

Slide 16 - Open vraag

17. Noteer het meervoud van: toiletspray.

Slide 17 - Open vraag

18. Noteer het meervoud van: orka

Slide 18 - Open vraag

19. Welke meervoudsvorm hoort niet in het rijtje thuis? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Open vraag

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden tussen haakjes.
20. ... (wachten) op de trein heeft Renate haar wiskundetoets ... (leren)

Slide 20 - Open vraag

Noteer de juiste spelling van de werkwoorden tussen haakjes.
21. De geblesseerde speler kwam ... (hinken) van het veld ... (strompelen)

Slide 21 - Open vraag