Th4bs3 - De evulotietheorie

H4: 
evolutie
De evolutietheorie
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

H4: 
evolutie
De evolutietheorie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feit of fabel:
De mens stamt af van de mensaap
A
Feit
B
Fabel

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of fabel:
De mens stamt af van de neanderthalers
A
Feit
B
Fabel

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of fabel:
Zonder verschillende allelen was evolutie niet mogelijk
A
Feit
B
Fabel

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of fabel:
Slangen hebben benen
A
Feit
B
Fabel

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of fabel:
De mens is klaar met evolueren
A
Feit
B
Fabel

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit of fabel:
De mens heeft onbruikbare organen
A
Feit
B
Fabel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten jullie nog over evolutie?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Evolutietheorie
Opkomst in de 19e eeuw

Geleidelijke verandering van soorten.

Soorten sterven uit en nieuwe soorten ontstaan

In contrast met het toenmalige wereldbeeld (creationisme / intelligent design)




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Charles Darwin
Jean de Lamarck

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evolutietheorie van Lamarck
Lamarckisme (Lamarck, 1744 - 1829)
Verworven eigenschappen tijdens het leven
worden doorgegeven aan de volgende
generatie.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evolutietheorie van Darwin
Darwinisme evolutie door natuurlijke selectie (survival of the fittest).
De omgeving selecteert de individuen die kunnen overleven (die het best zijn aangepast).

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De reis van Darwin

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het ontstaan van nieuwe soorten volgens Darwin

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van de evolutietheorie
Als er eigenschappen in populatie veranderen kan er sprake zijn van evolutie: aanpassing/adaptatie.

Een eigenschap levert voordeel op voor overleving of voortplanting: natuurlijke selectie.

Als populatie geisoleerd is kan nieuwe soort ontstaan.
(bijv. darwinvinken)


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Darwin's model van evolutie

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijf wat er gebeurt in onderstaande afbeelding.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Darwin
Lamarck

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lamarck

Na de evolutietheorie van Darwin werd Lamarcks theorie niet meer serieus genomen.  Het DNA zou geen invloed ondervinden van hoe het organisme leefde. Epigenetica is in die zin een bevestiging van de theorie van Lamarck. Het idee dat het DNA kan veranderen tijdens het leven van het organisme en deze eigenschappen doorgegeven kunnen worden aan de volgende generatie.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Neodarwinisme
NEODARWINISME 
  • De theorieën van Mendel (1822-1884)
  • de ontdekking van DNA door Franklin, Watson en Crick (1950) 
brachten de verklaring voor de theorieën van Darwin.

Best aangepaste organismen meest succesvol in het 
doorgeven van hun genen aan de volgende generatie 
(natuurlijke selectie)






Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke selectie
Erfelijke mutaties zijn vaak niet direct zichtbaar in het fenotype. Het duurt soms wel enkele generaties voor het effect van de mutaties merkbaar is.
Als de verandering door de mutatie positief is, is de kans dat de mutatie het overleeft groter dan wanneer de mutatie negatief is.
In de natuur zullen soorten die door een mutatie minder aangepast zijn eerder worden opgegeten of sneller dood gaan. Bij die organismen was dan minder sprake van adaptatie (aanpassing).
De soorten die 'sterker' worden door de mutaties blijven over. Een soort raakt door mutaties dus steeds beter aangepast aan de omgeving. Dit heet natuurlijke selectie. Natuurlijke selectie is een onderdeel van de evolutie.


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit waarom deze situatie te maken heeft met natuurlijke selectie.
Gebruik de begrippen:
- mutatie
- genetische variatie
- adaptatie
- fitness
- selectiedruk

Slide 23 - Tekstslide

Eerst alleen witte motten en een enkele keer een zwarte mot. Toen kwamen er fabrieken die zorgde voor vervuiling toen na een aantal jaren meer zwarte motten in dit gebied dan witte motten.
In eerste instantie had je voornamelijk witte motten en enkele zwarte motten de zwarte motten zijn ontstaan door een mutatie. Vervolgens werden de bomen door vervuiling een stuk donkerde en hebben de zwarte motten een voordeel zijn beter aangepast op de omgeving (adaptatie) er ontstaat selectiedruk door de andere kleur van de bomen. Doordat de zwarte motten minder snel op worden gegeten hebben zij een betere fitness en krijgen zij meer nakomelingen.

Modellen van evolutie
Model X: gescheiden creatie model. Soorten hebben eigen oorsprong en veranderen niet

Model Y: Polyfylie model. Soorten binnen dezelfde familie hebben gemeenschappelijke oorspong. Families onderling hebben eigen oorsprong.

Model Z: Evolutiemodel. Soorten hebben allen een gemeenschappelijke voorouder en veranderen in de loop der tijd.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre heb jij het leerdoel bereikt?
Je kunt uitleggen wat de neodarwinistische evolutietheorie inhoudt.
A
Ik kan de theorie aan iemand anders uitleggen
B
Ik begrijp de theorie en kan er vragen over beantwoorden
C
Ik begrijp de theorie
D
Ik begrijp de theorie nog niet

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies