3.2 Metalen en zouten

3.2 Metalen en zouten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.2 Metalen en zouten

Slide 1 - Tekstslide

3 soorten stoffen
Metalen: bestaan uit metaalatomen (metaalbinding)
Moleculaire stoffen: bestaan uit niet-metaalatomen (atoombinding) 
Zouten: bestaan uit zowel een metaalatoom als een niet-metaalatoom (ionbinding) 

Stoffen worden zo ingedeeld om hun geleidingsvermogen. Dat vermogen hangt af van de lading/buitenste elektronen. 






Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Gele atoomsoorten = metaal-atomen

Slide 4 - Tekstslide

Twee formules van stoffen
a) H₂O₂
b) NaOH
Wat voor soort stoffen zijn dit?
A
a = zout b = moleculaire stof
B
a = zout b = metaal
C
a = metaal b = zout
D
a = moleculaire stof b = zout

Slide 5 - Quizvraag

Eigenschappen van metalen 
  1. Glimmend oppervlak in zuivere vorm
  2. Geleiden warmte en elektrische stroom
  3. Vervormbaar (soms na verwarming)
  4. Kunnen in gesmolten toestand worden vermengd met andere metalen

Slide 6 - Tekstslide

Metalen geleiden stroom omdat er geladen deeltjes zijn (elektronen) die vrij kunnen bewegen. Dit geldt zowel in de vaste als vloeibare vorm

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Verschillen tussen metalen
Zware en lichte metalen (op basis van dichtheid):
- vergelijk Uranium: 19,1 g/cm³ met Titanium: 4,4 g/cm³
Verschil in edelheid (gevoeligheid voor corrosie)
- Edele metalen: goud, platina
- Half edele metalen: koper, lood
- Ondele metalen: ijzer, zink
- Zeer ondele metalen: natrium, lithium

Slide 9 - Tekstslide

Wel beschermen tegen corrosie
Ijzer

Hoe?
verven, invetten, verzinken
Niet beschermen tegen corrosie
aluminium
zink 
chroom
Hoe?
Ze vormen een oxide laagje dat hen beschermt

Slide 10 - Tekstslide

Legeringen
Een legering is een afgekoeld mengsel van samengesmolten metalen

Een legering heeft andere stofeigenschappen dan de afzonderlijke metalen

Slide 11 - Tekstslide

Legering
een mengsel van 2 of meer metalen heet een legering. Een legering heeft andere eigenschappen dan de materialen waaruit het gemaakt is.

Slide 12 - Tekstslide

Amalgaam
Een Amalgaam is een mengsel van Kwik met een ander metaal

Oude tandvullingen werden vaak van Zilver amalgaam gemaakt ( zilver + kwik)

Slide 13 - Tekstslide

Brons
Mengsel van koper en tin, smelt al bij een vrij lage temperatuur (232 *C)
dit werd 5000 jaar geleden al gebruikt.

Slide 14 - Tekstslide

Messing
Koper en Zink geeft een sterke en harde legering. Veel gebruikt voor waterleidingen, sleutels en wapens

Slide 15 - Tekstslide

ijzer en
roestvrij staal
ijzer is vrij zacht, door een beetje koolstof toe te voegen word het hard (teveel koolstof maakt het te broos)

wanneer er ook 12% chroom is toegevoegd heb je roestvast staal.

Slide 16 - Tekstslide

Eigenschappen zouten
Een zout is een metaal met een niet-metaal. Ons keukenzout is een voorbeeld (NaCl) dus natrium met chloor. Er zijn heel veel verschillende zouten. 

Een zout bestaat uit ionen. Dat zijn geladen atomen. Ze zijn positief of negatief geladen doordat het aantal protonen en elektronen niet gelijk is aan elkaar. 

Slide 17 - Tekstslide

Lanthanum
Atoomnummer 57
-57 protonen in de kern
-57 elektronen in de energiebanen (de verdeling staat erbij)

Slide 18 - Tekstslide

isotopen
alle koolstofatomen hebben 6 protonen, maar niet alle koolstofatomen hebben 6 neutronen.
Dit noemen we isotopen
Isotopen hebben hetzelfde aantal protonen maar verschillende aantallen neutronen

Slide 19 - Tekstslide

isotopen
het aantal protonen geeft het atoomnummer aan
Koolstof heeft altijd atoomnummer 6 - het heeft 6 protonen.
Het aantal neutronen kan dus verschillend zijn (6, 7 of 8)!

Slide 20 - Tekstslide

Ionen
Ionen zijn geladen deeltjes, 

een ion kan positief of negatief zijn 

Slide 21 - Tekstslide

Ionen
elektronen zitten in een wolk om de kern heen en kunnen dus in aantal veranderen. 
Een atoom streeft er naar om 8 elektronen in zijn buitenste energetisch niveau te hebben
(Energetisch gunstig)

Slide 22 - Tekstslide

Een ion is positief geladen als het
A
extra elektronen heeft
B
minder elektronen heeft
C
extra protonen heeft
D
minder protonen heeft

Slide 23 - Quizvraag

Zouten
zouten bestaan uit ionen, een positief geladen metaalion (die zijn altijd positief) en een negatief geladen niet-metaalion.

Bijvoorbeeld natriumchloride

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Ionbinding
Een zout bestaat uit positieve en negatieve ionen. Deze ionen samen vormen een ionrooster. De bindingen tussen de ionen heten ionbindingen. Een ionbinding is een zeer sterke binding.

Slide 26 - Tekstslide

Nakijken 
1 t/m 5

Maken: 2 t/m 8

Slide 27 - Tekstslide