302

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Zoek je plek.        

Pak je

spullen

Lees in je 

leesboek

Deze les:

- Lezen

- Korte herhaling vorige les

- HW bespreken

Verder met 3.1: Wat is elektriciteit?

- Wat is stroom?

Opdrachten

- 4, 9 en 10

Afsluiting

5 min

2 min 

5 min

5 min

10 min

10 min

5 min

Lezen

Krachten tussen geladen deeltjes

• Gelijke deeltjes
  stoten elkaar af. 
• Ongelijke deeltjes
  trekken elkaar aan.

Huiswerk:

Maak 1, 6 en 13

Vraag 1a en 1b

• protonen, positief geladen
• neutronen, neutraal
• elektronen, negatief geladen

Vraag 6a

• wasmachine, blender, stofzuiger, magnetron, mixer,

Vraag 6b

• ventilatiesysteem, ramen.

Vraag 6c

• Van elektrische energie naar bewegingsenergie.

Vraag 6d

• warmte

Vraag 13

• De elektronen zijn negatief geladen en de protonen zijn positief geladen.
• Als je de elektronen er vanaf haalt zijn er meer protonen dan elektronen, en wordt het materiaal dus positief geladen.

Wat is elektriciteit?

Bewegende elektronen noemen we elektriciteit.

Elektriciteit kan alleen ontstaan in een stroomkring.

Filmpje

Kijkopdracht

- Wat staat symbool voor elektronen?

- Wat doen de elektronen?
- Wat gebeurt er in het filmpje als er iets "misgaat".

Filmpje

Kijkopdracht

1) Wat staat symbool voor elektronen?

2) Wat doen de elektronen?
3) Wat gebeurt er in het filmpje als er iets "misgaat".

1.  De groene mannetjes symboliseren elektronen.
2. De elektronen halen een gele bal op bij de batterij, en brengen dat via de draad naar de lamp.
3. Alle elektronen stoppen met bewegen.

Welke richting?

Elektronen bewegen van de minpool naar de pluspool.

De stroom gaat van de pluspool naar de minpool

Stroomsterkte

Hoe meer elektronen door de draad per seconde, hoe hoger de stroomsterkte.

Symbool: I 
Eenheid: ampère (A)
 

Spanning

Hoe meer energie een elektron mee krijgt, hoe hoger de spanning. 

Symbool: U
Eenheid: volt (V)

Aan de slag

Van H3:

Maak 

4, 9 en 10

Lees 

"Geleidbaarheid"

en

"Geleidbaarheid berekenen"

(blz 78)

Maak

17 en 21

Huiswerk:

Maak 4, 9 en 10