- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1
In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.
Onderdelen in deze les
Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek
Slide 1 - Tekstslide
Lezen
timer
10:00
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk check
Zijn er nog vragen bij bepaalde opdrachten.
timer
3:00
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen
We vullen het aanbod grammatica aan met nog 2 onderdelen
- meewerkend voorwerp
- bijwoordelijke bepaling
Slide 4 - Tekstslide
Voorkennis
Zit er in een zin altijd een MV?
Welk teken gebruik van Paardekooper ik om het MV aan te geven?
Slide 5 - Tekstslide
Tekens
Bij het ontleden gebruiken wij de volgende tekens.
(Houd ook altijd deze volgorde aan!!)
1. Persoonsvorm (PV)
2. Werkwoordelijk gezegde {WG}
3. Onderwerp (O)
4. Lijdend voorwerp LV
5. Meewerkend voorwerp MV
===
6. Bijwoordelijke bepaling BWB
V. V
Vandaag gaan we oefenen met het benoemen van BWB
V. V
Slide 6 - Tekstslide
Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat je iets vertelt over tijd, plaats, richting, reden, hoeveelheid. Het geeft antwoord op de vragen wanneer, waar, waarheen, waarom, hoe, hoeveel.
Slide 7 - Tekstslide
Voorbeeld wanneer, waar richting
Morgen (haalt) (Jackie) een voldoende.
V. V
‘Morgen’ vertelt ons wanneer Jackie een voldoende haalt. Daarom is dit zinsdeel een bijwoordelijke bepaling.
(De jas) (hangt) aan de kapstok.
V V
’Aan de kapstok’ vertelt waar de jas hangt. Ook ‘aan de kapstok’ is een bijwoordelijke bepaling.
(Pieter) (fietst) naar school.
V V
‘Naar school’ vertelt je hier welke richting Pieter op fietst. Ook dit is dus een bijwoordelijke bepaling!
Slide 8 - Tekstslide
Bijwoordelijke bepalingen kunnen nog andere dingen, bijvoorbeeld ook vertellen hoevaak, waardoor of waarmee
(Mex) (doet) vaakdingen die niet mogen.
V. V
Door de harde wind (viel) (de boom) {om}.
V V
(Jill) (schrijft) de antwoorden {op} met een potlood.
V V
Slide 9 - Tekstslide
Even samen oefenen
De man schept het zand in de kruiwagen.
Julian maakt twee fouten op de toets.
Frank kleurt de kleurplaat in.
Jim koopt een kleurboek.
Frits geeft alle kinderen een leuk cadeautje.
Mijn vader verft het vogelhuisje.
Ik had een ijsje willen eten.
Hanna zet de bloemen in een vaas.
In het bos vangt de wolf zijn prooi.
Ik drink mijn glas melk leeg.
Slide 10 - Tekstslide
Antwoorden
1. (De man) (schept) het zandin de kruiwagen.
V V
2. (Julian) (maakt) twee foutenop de toets.
V V
3. (Frank) (kleurt) de kleurplaat {in}.
4. (Jim) (koopt) een kleurboek.
5. (Frits) (geeft) alle kinderen een leuk cadeautje.