Mv en bwb

Wat weet je nog van
het lijdend voorwerp?
1 / 14
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog van
het lijdend voorwerp?

Slide 1 - Woordweb

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Waar of niet waar?
In een zin met een ng staat nooit een lijdend voorwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

De ijverige leerlingen maken allemaal thuis hun huiswerk.
Benoem het lv (als die er is).

Slide 4 - Open vraag

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.
Benoem de zinsdelen.

Slide 5 - Open vraag

Wat weet je nog van
het meewerkend voorwerp?

Slide 6 - Woordweb

Ik / hang / het schilderij / aan de muur.

aan de muur = mv
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp
  • Je kunt het mv vinden door de volgende vraag te stellen: 
    aan wie of voor wie + onderwerp + werkwoordelijk gezegde (+ lv)
    Ik / stuur / mijn oma / een kaart.
    Aan wie stuur ik een kaart?
  • Voor een mv, staat (of kan staan) het voorzetsel aan of voor
    Ik / stuur / (aan) mijn oma / een kaart.
  • Let op! Het voorzetsel aan of voor geeft niet altijd een mv aan. Als het een plaats aangeeft en niet iemand die ontvangt, dan is het géén mv. 
    vb. Onze jassen hangen aan de kapstok.

Slide 8 - Tekstslide

De muziekleraar heeft mij een nieuw muziekstuk meegegeven.
mij = meewerkend voorwerp
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

De ijverige leerlingen / maken / thuis / hun huiswerk.
Ik / hing / het schilderij / gisteren / aan de muur.

Welke zinsdelen kun je nog niet benoemen?

Slide 10 - Open vraag

De ijverige leerlingen / maken / thuis / hun huiswerk.
                ond                  wg        ?            lv

Ik / hing / het schilderij / gisteren / aan de muur. 
ond  wg         lv                   ?                ?

Waar geven deze zinsdelen informatie over?

Kun je deze zinsdelen ook weglaten?

Slide 11 - Tekstslide

De bijwoordelijke bepaling (bwb)
De bijwoordelijke bepaling geeft extra informatie over het gezegde.

De bijwoordelijke bepaling zegt iets over: waar, wanneer, waarom of hoe 


Er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in een zin voorkomen: 

Roy / tekent / vandaag / uit verveling / een hele mooie tekening / in zijn schrift.
ond       wg        bwb              bwb                     lv                                bwb
                       wanneer?   waarom?                                                  waar?

Als je de zinsdelen gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp goed benoemd hebt, dan blijven de bijwoordelijke bepalingen over. Bijwoordelijke bepalingen geven altijd extra informatie en kunnen ook weggelaten worden, je houdt dan toch een complete zin over.

Slide 12 - Tekstslide

De leerlingen hebben de opdracht snel gemaakt.

Verdeel in zinsdelen en benoem ze.

Slide 13 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten 17 t/m 20 uit het boekje. 

Kijk zelf kritisch na. 

Veel fouten, stel dan vragen!

Slide 14 - Tekstslide