BL les 4: Tekststructuren


Nederlands
Begrijpend lezen

Les 4: Tekststructuren

VG3
 P2 2021-2022
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Nederlands
Begrijpend lezen

Les 4: Tekststructuren

VG3
 P2 2021-2022

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les heb je geleerd ...


... wat tekstfuncties zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van deze les ...

... weet je wat tekststructuren zijn.
... kun je de tekststructuur van een tekst bepalen.

Slide 3 - Tekstslide

Tekststructuren

Teksten kunnen op verschillende manieren worden opgebouwd.

De manier waarop een tekst wordt opgebouwd = de tekststructuur

De tekststructuur kun je bepalen door te kijken wat de schrijver doet in de inleiding, het middenstuk en het slot.

Slide 4 - Tekstslide

Tekststructuren
Er zijn verschillende tekststructuren. Op de volgende slides worden de tekststructuren toegelicht.

  • Voordelen- en nadelenstructuur
  • Verschijnsel- en verklaringstructuur
  • Verschijnsel- en besprekingstructuur
  • Probleem- oplossingstructuur
  • Bewering- en argumentatiestructuur

Slide 5 - Tekstslide

Voordelen- en nadelenstructuur
Inleiding
De schrijver noemt een probleem of verschijnsel.

Middenstuk
De schrijver noemt voor- en nadelen van het probleem of het verschijnsel.

Slot
De schrijver trekt een conclusie of vat de tekst samen.

Slide 6 - Tekstslide

Verschijnsel- en verklaringstructuur
Inleiding
De schrijver noemt een verschijnsel.

Middenstuk
De schrijver geeft verschillende verklaringen voor het verschijnsel

Slot
De schrijver doet een aanbeveling (geeft een advies) en/of vat de tekst samen.

Slide 7 - Tekstslide

Verschijnsel-en-besprekingstructuur

Inleiding
De schrijver noemt een verschijnsel.

Middenstuk
De schrijver bespreekt verschillende kanten van het verschijnsel.

Slot
De schrijver vat de tekst samen. 

Slide 8 - Tekstslide

Probleem-en-oplossingstructuur

Inleiding
De schrijver geeft een beschrijving van een probleem.

Middenstuk
De schrijver noemt verschillende oplossingen voor het probleem.

Slot
De schrijver maakt een afweging of doet een aanbeveling.

Slide 9 - Tekstslide

Bewering-en-argumentatiestructuur

Inleiding
De schrijver doet een bewering.

Middenstuk
De schrijver geeft argumenten bij zijn bewering.

Slot
De schrijver trekt een conclusie.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag!

Open je lesboek (Op Niveau).
Ga naar blz. 129.
Lees tekst 5: Geen carrière als circusdirecteur

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!

Log in bij LU: BL les 4

Maak vraag 1 t/m 5 op slide 13 t/m 17.

De vragen horen bij tekst 5: Geen carrière als circusdirecteur 
(blz. 129 van je lesboek)

Slide 12 - Tekstslide

1. Op welke manier zijn alinea 3 en 4 met elkaar verbonden?

Slide 13 - Open vraag

2. Leg uit dat de titel wel en niet past bij de inhoud van de tekst.

Slide 14 - Open vraag

3. Wat is het doel van de tekst? En welke tekstsoort hoort daarbij?

Slide 15 - Open vraag

4. Op welke manier leidt de schrijver de tekst in?

Slide 16 - Open vraag

5. Welke tekststructuur past het best bij deze tekst?

Slide 17 - Open vraag

Aan de slag!

Lees tekst 6: Zonne-energie is niet genoeg
Blz. 131/132 van je lesboek.

Maak daarna: vraag 1 t/m 14 op slide 19 t/m 32


Slide 18 - Tekstslide

1. In alinea 3 staat een signaalwoord voor het verband oorzaak-gevolg. Schrijf dit signaalwoord op.

Slide 19 - Open vraag

2. Is 'Een groeiende vraag naar alternatieve, hernieuwbare en duurzame bronnen' (r. 21-22) een oorzaak of een gevolg?

Slide 20 - Open vraag

3. Past het tussenkopje 'Alternatieven' goed bij de inhoud van alinea 3?

Slide 21 - Open vraag

4. In alinea 4 staat een signaalwoord voor het verband uitspraak-reden. Schrijf dit signaalwoord op.

Slide 22 - Open vraag

5. Schrijf beide delen van het verband op.

Slide 23 - Open vraag

6. Noteer de kernzin van alinea 5.

Slide 24 - Open vraag

7. Op welke manier zijn alinea 5 en 6 met elkaar verbonden? Noteer het woord/de woorden waaraan je dat herkent.

Slide 25 - Open vraag

8. Leg het verband tussen alinea 5 en 6 uit.

Slide 26 - Open vraag

9. Bedenk een passend tussenkopje voor alinea 5 en 6.

Slide 27 - Open vraag

10. Wat is de functie van alinea 2?
Kies uit: argument – bewering – gevolgen – oorzaak – oplossing – opsomming –
probleemstelling – toelichting

Slide 28 - Open vraag

11. Wat is de functie van alinea 5 en 6?
Kies uit: argument – bewering – gevolgen – oorzaak – oplossing – opsomming –
afweging – toelichting

Slide 29 - Open vraag

12. Wat is de functie van alinea 7?
Kies uit: argument – bewering – gevolgen – oorzaak – oplossing – opsomming –
afweging – toelichting

Slide 30 - Open vraag

13. Past de titel goed bij de inhoud van de tekst? Leg je antwoord uit.

Slide 31 - Open vraag

14. Welke tekststructuur past het best bij de tekst?

Slide 32 - Open vraag