5.1 & 5.2 & 5.3 Quiz

Voor alle energieomzettingen geldt: er ontstaat evenveel energie als je omzet.
A
juist
B
onjuist
1 / 25
volgende
Slide 1: Quizvraag
Nask / TechniekMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voor alle energieomzettingen geldt: er ontstaat evenveel energie als je omzet.
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quizvraag

Energiestroomdiagram!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de eenheid van energie?
A
Graden Celsius
B
Kelvin
C
Joule
D
Warmte

Slide 3 - Quizvraag

Zonne-warmte bereikt de aarde door straling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

De meeste huizen in Nederland worden verwarmd met:
A
aardgas
B
hout
C
steenkool
D
stookolie

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

een perpetuum mobile is een apparaat waar meer energie uitkomt dan erin gaat. Waarom kan dat niet?
A
Het is in strijd met de wet van behoud van energie
B
tsss, strikvraag. Het kan wel.

Slide 7 - Quizvraag

chemische energie -> elektriciteit
beweging -> elektriciteit
chemische energie -> warmte
elektriciteit -> licht

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

Waarom verbrandt het papier van je boek nu niet?
A
papier is niet brandbaar
B
papier bevat water
C
er is niet voldoende zuurstof in de lucht
D
de temperatuur is te laag

Slide 10 - Quizvraag

Waarom gaat de vlam uit als de deksel erop wordt gedaan?
A
Geen brandstof meer
B
Geen zuurstof meer
C
De temperatuur wordt te laag
D
Zowel A, B als C zijn juist

Slide 11 - Quizvraag

Wat gebeurt er als je de deksel er weer af haalt?
A
Niets, want de brandstof is weg
B
Niets, want de zuurstof is weg
C
Niets, want de temperatuur is te laag
D
Het gaat weer branden

Slide 12 - Quizvraag

Als je frituurpan in brand staat, dan blus je die ...
A
met een schuimblusser (zuurstof weg)
B
met water (koelen)
C
door er een deksel op te doen (zuurstof weg)
D
door de stroom uit te zetten (temperatuur)

Slide 13 - Quizvraag

Als aardgas niet volledig verbrandt, ontstaat er een giftige stof.
welke stof is dit?
A
koolstofdioxide
B
kalkwater
C
roet
D
koolstofmonoxide

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het gevaar van koolstofmonoxide
A
giftig
B
het is niet gevaarlijk
C
je ziet het niet
D
je ruikt het niet

Slide 15 - Quizvraag

Als je een brand blust met water, dan dooft het vuur omdat:
A
je de zuurstof weg haalt
B
je de brandstof weg haalt
C
water een niet brandbaar laagje over je huis legt
D
je afkoelt tot onder de ontbrandingstemperatuur

Slide 16 - Quizvraag

Om een brand te blussen, heb je zuurstof nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Ik blaas een kaars uit. Welk onderdeel van de branddriehoek haal ik hier weg?
A
Brandstof
B
Zuurstof
C
Ontbrandings-temperatuur

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Een brandstof heeft zuurstof nodig om te kunnen branden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Bij de brander kan je de hoeveelheid lucht regelen met de luchtring. Daarmee regel je ook of de verbranding onvolledig of volledig is. 
Geef bij elke verbranding aan welke vlamkleur er bij hoort.
Volledige verbranding
Onvolledige verbranding

Slide 21 - Sleepvraag

Plaats de afbeeldingen bij het juiste warmtetransport.
Geleiding
Stroming

Straling

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is een chemische reactie?
A
Beginstoffen verdwijnen en reactieproducten ontstaan.
B
Reactieproducten verdwijnen en beginstoffen ontstaan.
C
Er gebeurd niets.
D
fossiele brandstof

Slide 23 - Quizvraag

Bij straling is een tussenstof nodig.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Welke maatregel kunt je nemen om jouw huis beter te isoleren (warmteverlies tegen te gaan)?

Slide 25 - Woordweb