Thema 2.1
1 / 19
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Woorden Thema 2.1
Slide 2 - Woordweb
hij (boodschappen doen)
A
doen boodschappen
B
doe boodschappen
C
doent boodschappen
D
doet boodschappen
Slide 3 - Quizvraag
... jij de boodschappen?
A
Do
B
Doe
C
Doet
D
Doei
Slide 4 - Quizvraag
....... doe je boodschappen?
A
Wie
B
Wat
C
Waar
D
Welke
Slide 5 - Quizvraag
Wie gaat naar de markt, jij of .....
A
hij
B
jullie
C
ik
D
het
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het meervoud van: banaan, citroen, aardappel, wortel, appel
A
banaan, citroen, aardappel, wortel , appel
B
bananen, citroenen, aardappels, wortels, appels
C
banaan, citroen, wortel
Slide 7 - Quizvraag
Wie ...................... de boodschappen?
A
doen
B
maakt
C
maken
D
doet
Slide 8 - Quizvraag
Wil je groente of fruit?
A
Ik wil wel bananen.
B
Ik wil wel kip.
C
Ik wil wel eieren.
Slide 9 - Quizvraag
(Boodschappen)Wie gaat naar de ......
A
markt
B
film
C
park
Slide 10 - Quizvraag
Dit zijn groenten
A
fruit, banaan, sinaasappels
B
komkommer, sla, tomaten, uien
C
kaas, vlees, vis, kip
Slide 11 - Quizvraag
Welke is vlees?
A
Kip, vis, vlees,
B
kaas, eieren, melk
C
wortel, komkommer
D
banaan, appel, citroen
Slide 12 - Quizvraag
Een lijst met de boodschappen is.....
A
markt
B
Jumbo
C
boodschappenlijst
Slide 13 - Quizvraag
1 ons is:
A
200 gram
B
100 gram
C
500 gram
D
1000 gram
Slide 14 - Quizvraag
1 pond is:
A
500 gram
B
100 gram
C
1000 gram
Slide 15 - Quizvraag
4 ons is:
A
500 gram
B
1 kilo
C
400 gram
Slide 16 - Quizvraag
Het is nu twee uur 's middags
A
2:00 uur
B
14:00 uur
C
3:00 uur
Slide 17 - Quizvraag
Het is nu elf uur 's ochtends
A
10.00 uur
B
12.00 uur
C
11. 00 uur
Slide 18 - Quizvraag
Het is nu half negen 's ochtends
A
9.30
B
8.30
C
10.30
