H3 Formules en grafieken les 3

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

PROGRAMMA
  • Check startklaar
  • Welkom
  • Terugblik: Wat heb je geleerd? 
  • Wat ga je leren?
  • Instructie
  • Aan de slag: keuze
  • Evaluatie + reflectie

Slide 2 - Tekstslide

Be all you can be.
Never give up!

Slide 3 - Tekstslide

INVESTEER IN JEZELF!

Slide 4 - Tekstslide

toets op donderdag 21 december

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

PROGRAMMA
  • Check startklaar
  • Welkom
  • Terugblik: Wat heb je geleerd? 
  • Wat ga je leren?
  • Instructie
  • Aan de slag: keuze
  • Evaluatie + reflectie

Slide 7 - Tekstslide

  • Eerste wiskundeles

  • Kennismaking wiskundeboek

  • Startgevoel bij wiskunde

  • In 6 stappen naar een voldoende voor wiskunde

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen:
Ik weet wat een lineaire grafiek is.
Ik weet wat een vloeiende kromme is.
Ik weet wat een horizontale grafiek is. (lineaire grafiek)
Ik weet wat een periodieke grafiek is. 

Slide 9 - Tekstslide

Lineair = liniaal
Lineair verband
Leerdoelen:
Ik kan een lineaire grafiek bij een tabel tekenen.
Ik kan een vloeiende kromme bij een tabel tekenen.
Ik kan aan de tabel zien of een grafiek lineair of niet is.
Ik zie of een grafiek snel of langzaam daalt of stijgt of constant blijft.
 
Welke grafiek stijgt evenveel?
Welke grafiek stijgt steeds sneller?

Slide 10 - Tekstslide



- Formule met letters schrijven.
   Hierin is...........
- 3,43t = 3.43 x t
- Variabelen zijn i en t.
- Eenheden zijn euro en uren.
- Begingetal is 4,50 (staat naast + of -)
- Stijggetal of daalgetal is 3,43
   (staat naast x en voor lettervariabele).
- Berekening  + conclusie



Leerdoel:
Ik kan van een woordformule een letterformule maken.
 Ik kan met een letterformule rekenen.
 Ik kan de eenheden in een formule aangeven.
 Ik kan variabelen in een formule aangeven.
 

Slide 11 - Tekstslide

  • Wat is het begingetal?

  • Wat is het stijggetal? 

  • Stijggetal of daalgetal  heten vanaf nu richtingscoëfficiënt (rc).

  • Wat is de richtingscoëfficiënt  (rc)?
Lineaire formule
Leerdoel:
Ik kan het begingetal in een formule aangeven.
Ik kan de richtingscoëfficiënt in een formule aangeven.
Ik weet wat een lineaire formule is.

Slide 12 - Tekstslide

  • Wat is het begingetal?

  • Wat is de rc?


  • Wat is het begingetal?


  • Wat is de rc?


Leerdoel:
Ik kan het begingetal in een formule aangeven.
Ik kan de richtingscoëfficiënt in een formule aangeven.
Ik weet wat een lineaire formule is.
Let op! rc positief of negatief? 

Slide 13 - Tekstslide

"Spiekbriefje"

Slide 14 - Tekstslide

Extra oefenen!




1. Op welke hoogte begint de grafiek?
2. Bereken K voor a =50.

3. Teken de verticale as. Zet de variabele
    en de eenheid erbij.
4. Teken de grafiek in je schrift. Vergeet de
     titel niet.

20 + 0,25 x 50 = 32,50

Slide 15 - Tekstslide

  • Welk getal is de richtingscoëfficiënt?




  • Wat is het maximum?




  • Wat is het minimum? --> begingetal
Het maximum is 32,50
Het minimum is 20.

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?



Par 3.1 + 3.2

Slide 17 - Tekstslide

 WAT HEB JE GELEERD?
Opdracht 1








Klaar? Maak opdracht 1.
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

 WAT HEB JE GELEERD?
Opdracht 2







Klaar? 
Lees theorie op blz. 144, 145, 146
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Wat weet je al?




STARTOPDRACHT
PAR. 3.3

Het is niet erg als je het nog niet weet. Dit betekent dat je het kunt leren. 

Slide 20 - Tekstslide

Startopdracht 1
par. 3.3

                                






KLAAR? 
Lees theorie op blz. 144, 145, 146








timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Wissel jouw blad met je buurman/buurvrouw.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

PROGRAMMA
  • Check startklaar
  • Welkom
  • Terugblik: Wat heb je geleerd? 
  • Wat ga je leren?
  • Instructie
  • Aan de slag: keuze
  • Evaluatie + reflectie

Slide 25 - Tekstslide

WAT GA JE LEREN? 
  •  Ik herken een tabel met een
         regelmatige toe- of afname.
  •  Ik weet hoe ik kan onderzoeken of er
         sprake is van een regelmaat.
  •  Ik kan de richtingscoëfficiënt bij een         tabel berekenen.

Slide 26 - Tekstslide

INSTRUCTIE LES 3

Slide 27 - Tekstslide

REGELMAAT OF NIET?
Is er in de tabel een regelmatige toename?

Slide 28 - Tekstslide

REGELMAAT OF NIET?
Is er in de tabel een regelmatige toename?

Slide 29 - Tekstslide

REGELMAAT OF NIET?
WERKBLAD
  • Zet de toename bij de bovenste rij en de onderste rij.


  • Is er sprake van een regelmatige toename?


  • Wat is de richtingscoëfficiënt?

Slide 30 - Tekstslide

REGELMAAT OF NIET?
WERKBLAD
  • Zet de toename bij de bovenste rij en de onderste rij.


  • Is er sprake van een regelmatige toename?


  • Wat is de richtingscoëfficiënt?

Slide 31 - Tekstslide





 





Wat moet jij doen om de leerdoelen te bereiken? 
Kies hoe jij par. 3.3 wilt oefenen.
         of

Slide 32 - Tekstslide

QUIZ 3
formules en grafieken

Slide 33 - Tekstslide

Werkblad

Slide 34 - Tekstslide


Hoe heb je de vorige opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 35 - Quizvraag

Werkblad

Slide 36 - Tekstslide


Hoe heb je de vorige opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 37 - Quizvraag

Is er sprake van een regelmatige toename?
Zo ja, wat is dan de rc van de grafiek die er bij hoort.
A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 1.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -1.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -10
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 38 - Quizvraag


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 10.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 15.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 11,6
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 39 - Quizvraag


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 6.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 5,3.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 11,2.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 40 - Quizvraag


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 0,5.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 1.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 2.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 41 - Quizvraag


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 0,5.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 1.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 2.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 42 - Quizvraag


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 0,5.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 1.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 2.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 43 - Quizvraag


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -0,1.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -10.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 10.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 44 - Quizvraag


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 3.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 16.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 48.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 45 - Quizvraag


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -1250.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -7500.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -11250.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 46 - Quizvraag

REFLECTIE

Slide 47 - Tekstslide

Begrijp je alle leerdoelen ?
wist dit al
ja
bijna
een beetje
nog niet

Slide 48 - Poll

Hoe was je inzet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 49 - Poll

Slide 50 - Tekstslide

Vooruitblik
volgende les

VOLGENDE LES

par. 3.4
eigen keuze van oefenen

Slide 51 - Tekstslide