Week 11




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 11

Klaar?
- puzzel
- lezen
- boekenatelier
Je legt klaar:
iPad (digitaal toetsen)


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Week 11

Klaar?
- puzzel
- lezen
- boekenatelier
Je legt klaar:
iPad (digitaal toetsen)


Slide 1 - Tekstslide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vrijdag mentorspreekuur
- Géén Engels
- Sarah Merijn Valente Robin

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
1. De vader van Twan ... (werken) in Groningen.
2. ... (geloven) je buurvrouw nog steeds in Sinterklaas?
3. VV Roden ... (verliezen) steeds vaker van VV Peize.
4. ... (kleden) jij je altijd zo netjes?
5. Sem ... (steken) altijd netjes zijn hand omhoog.
6. Ik ... (raden) het juiste antwoord.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd:
1. De kinderen ... (roepen) de kat naar zich toe.
2. De vogel ... (broeden) haar ei uit.
3. De patiënt ... (bedanken) de arts hartelijk.
4. Het pand ... (branden) helemaal af.
5. De buren ... (gooien) alle appels terug over de heg.
6. Ik ... (bedenken) voordat ik het zei.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer het werkwoord in de juiste spelling (pvtt, pvvt, od, vd, inf)
1. Norah's ... (loszitten) tand ... (zijn) er gisteren ... (uittrekken).
2. Het kind ... (zijn) ... (huilen) ... (vertrekken).
3. We ... (zijn) altijd al goed ... (zijn) in ... (spellen)
4. De pianist ... (worden) ... (joelen) ... (onthalen).
5. Onze club ... (zijn) ... (oprichten) in 2010.
6. ... (klappertanden) ... (komen) Obie uit het koude water ... (rennen).

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je leert vier verschillende werkwoordstijden: ott, ovt, vtt, vvt
ott: Robin kijkt naar het journaal.


ovt: Ilsa keek naar het journaal.


vtt: Koen heeft naar het journaal gekeken.


vvt: Jarne had naar het journaal gekeken.


Slide 7 - Tekstslide

1F

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je leert vijf verschillende werkwoordsvormen: inf, pvtt, pvvt, vd, od
inf: 


pvtt: 


pvvt: 


vd: 


od: 


Slide 9 - Tekstslide

1F
Hoe ver ben jij al in je boek voor de boekpresentatie?
0100

Slide 10 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Boekenatelier
  • Boekenatelier is over 8 weken
  • Boek uit op 6 april? (Daarna gaan we in de klas met de poster bezig)
  • Vergeet niet aantekeningen te maken (de mindmap en antwoorden op vragen in je mapje)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) geeft vaak aan dat een handeling is afgerond (= voltooid). Meestal maakt het voltooid deelwoord deel uit van het werkwoordelijk gezegde. Er staat dan altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden:

– Logan heeft een taart gebakken voor zijn vriendin.
– Afgelopen seizoen is Nova geselecteerd voor het eerste handbalteam.
– Voor de rommelmarkt werden gebruikte spullen verzameld.

Slide 12 - Tekstslide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Zo schrijf je het voltooid deelwoord:
Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt meestal op en.
– Vannacht heeft het eindelijk weer eens gevroren (vriezen).
– Bij de inbraak op school werden laptops gestolen (stelen).
Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op d of t: net als bij de verleden tijd met ’t (e)x-f(o)ksch(aa)p. 
– onderstrepen → pvvt: onderstreepte → Jet heeft de belangrijkste zinnen onderstreept.
– verdoven → pvvt: verdoofde → De tandarts heeft Malik verdoofd.

Slide 13 - Tekstslide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Onvoltooid deelwoord
Het onvoltooid deelwoord (od) geeft aan dat een handeling aan de gang is (= onvoltooid).

– Juichend kwam de winnaar over de finish.
– Het kleine meisje zat huilend op de stoep.

Slide 14 - Tekstslide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Zo schrijf je het onvoltooid deelwoord:
Het onvoltooid deelwoord spel je als infinitief + d: lachen + d → lachend.

Slide 15 - Tekstslide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord:
Van voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord (bn) maken.
Net als bij de andere bijvoeglijke naamwoorden heb je een lange vorm (met e) en een korte vorm (zonder e):
– vergroten - vergroot (vd) de vergrote foto; een vergroot huis
vergrotend (od) de vergrotende lens; een vergrotend effect
– vluchten - gevlucht (vd) de gevluchte overvaller; een gevlucht volk
vluchtend (od) de vluchtende bankrovers; een vluchtend hert

Slide 16 - Tekstslide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord:

Soms moet je tt of dd schrijven om uitspraakfouten te voorkomen:
– zetten gezet (vd) de gezette koffie
– schudden geschud (vd) de geschudde kaarten

Voltooide deelwoorden die op en eindigen, veranderen niet als je ze gebruikt als bijvoeglijk naamwoord: vouwen – gevouwen (vd) – het gevouwen blaadje

Slide 17 - Tekstslide

fluiten - floten
ontbijten - ontbeten
schrikken - schrokken
bewegen - bewogen
voltooid deelwoord (vd)
onvoltooid deelwoord (od)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
besteed
blaffende
gelachen
verbreed
lopend
lachend
verbrede
luisterend
gezochte
gevallen
lachende
verkeken
zoekend
gesmolten
balancerend
smeltend

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bepaal je of je -te(n) of -de(n) moet gebruiken in de persoonsvorm verleden tijd?

Slide 19 - Tekstslide

1F

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

1F

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jij al gedaan in voorbereiding op het so?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga jij nog doen om voor te bereiden op de toets?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten heb jij op de oefentoets?
074

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel vond jij het moeilijkst?
§1 - Hoofdletters en leestekens
§2 - Bijvoeglijke naamwoorden
§3 - Meervouden
§4 - Verkleinwoorden
§5 - Spellingsalarm

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welk cijfer ga jij halen op de echte toets?
0100

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies