klas 1 30-4

Welkom!
Programma:
Bespreken antwoorden spelling werkwoorden
Extra oefening vv
Tijd over: 

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Programma:
Bespreken antwoorden spelling werkwoorden
Extra oefening vv
Tijd over: 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog even dit: 
Na de meivakantie:
Hebben we een vol programma, maar het is te doen. Hoe?
Jullie zijn allemaal slim, maar slim zijn is niet genoeg.
Werkhouding is misschien nog wel belangrijker.
Houd je huiswerk bij (maakwerk/ leerwerk) en begin op tijd met lezen. (Dit betekent ook dat je de openstaande opdrachten moet inhalen.)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden opdracht 1
gemaakt van ...
korte vorm 
lange vorm
VD
gebroken
versleten
uitgestalde
verlichte
geplante
OD
winkelend
dienstdoende
stijgende
kolkende

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antwoorden opdracht 2
1. wuivende, bevroren
2. afgewezen, hangende
3. verheugde, aangeschafte
4. bedroefde, bedroevende, scorende
5. gokkende, verdiende
6.ondernemende, enthousiasmerende, uiteenlopende

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antwoorden opdr.3
1. od
2. vd
3. od
4. vd
5. od
6. od
7. vd
8. od
9. vd
10. od
11. vd
12. od

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antwoorden opdracht 4: bn van vd 
1 achtervolgde 
2 betaalde 
3 bezochte 
4 gelopen 
5 geschuurde 
6 gestolen 
7 gestorven 
8 uitgestoken 
9 verbaasde
10 gevluchte 
11 gewerkte 
12 gezongen 












bn van od
achtervolgende
betalende
bezoekende
lopende
schurende
stelende
stervende
uitstekende
 verbazende
vluchtende
werkende
zingende 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5

Eigen zinnen, bijvoorbeeld:
1 De zingende zusters traden vandaag op voor gevluchte Syriërs.
2 Hebben de bezoekende supporters allemaal hun vooraf betaalde kaartjes opgehaald?
3 Met deze regeling wil de regering een uitgestoken hand bieden aan de werkende Nederlanders.
4 Waren de achtervolgende agenten blij toen ze de dieven van de gestolen juwelen konden arresteren?
 





Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke kenmerken heeft een voorzetselvoorwerp (vv) ?
A
1. Het is een ww met een voorzetsel. 2. Het voorzetsel wordt letterlijk gebruikt. 4. het zinsdeel begint met een vast voorzetsel
B
1. Het is een ww met een voorzetsel. 2. Het voorzetsel wordt figuurlijk gebruikt. 3. Het zinsdeel is een voorzetsel.
C
1. Het is een ww met een vast voorzetsel. 2. Het voorzetsel wordt vaak figuurlijk gebruikt. 3. Het is een zinsdeel dat begint met een voorzetsel.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetselvoorwerp: 
zinsdeel dat begint met zo'n vast voorzetsel
            Let op!
Als worden of zijn als HWW worden gebruikt, is het zinsdeel met 'door' nooit voorzetselvoorwerp.




    o             p/wg       (bwb )                 wg
De deur | wordt | door Pietje | geschilderd.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel zinsdelen?
In de theatervoorstelling stak men de draak met de coronamaatregelen.
A
4
B
6
C
5
D
7

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De 'er-truc': om het vv te herkennen.
Stap 1. zet voor het voorzetsel (van het vv) het woord 'er'. 
Stap 2. maak van de rest van de woordgroep een zinnetje dat met 'dat' of 'hoe' begint. 

Johan/ staat /'s morgens /op de krant.
Johan staat erop, dat hij 's morgens de krant krijgt.
Of: 's Morgens staat Johan erop, dat hij de krant krijgt.  
Je moet kunnen vertellen wat de er-truc is en hem kunnen toepassen. Je hoeft geen zin met de er-truc erin te ontleden.

Slide 11 - Tekstslide

Nu denken jullie natuurlijk: dat wil ik oefenen. En dat kan!
Pas de 'er-truc' toe bij deze zin. Noteer de 'nieuwe' zin.
'Hoe vaak heb ik je op die fout gewezen?'

Slide 12 - Open vraag

wat is het zww of kww
en met welk voorzetsel wordt dit gecombineerd?
Pas de 'er-truc' toe bij deze zin. Noteer de 'nieuwe' zin.
De verhuizer bezweek onder de zware last.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pas de 'er-truc' toe bij deze zin. Noteer de 'nieuwe' zin.
De verhuizer bezweek bijna onder de zware last.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pas de 'er-truc' toe bij deze zin. Noteer de 'nieuwe' zin.

De oudjes zagen uit naar de komst van hun kinderen.
(Tip: voor welk voorzetsel zet je 'er'?)

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het volgende onderwerp:

Hij sprong voor zijn vriend in de bres.
Wat is de werkwoordelijke uitdrukking?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

werkwoordelijke uitdrukking  en vv
Een werkwoordelijke uitdrukking is altijd figuurlijk:
In de bres springen 
In = voorzetsel maar hoort bij de wu

Een werkwoordelijke uitdrukking kan een vast voorzetsel hebben:
in de bres springen voor ...                         rekening houden met ...                  

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga je de zin ontleden:
o       p/wu            vv                            wu  
Hij/ sprong/ voor zijn vriend/ in de bres.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontleed de volgende zin:
(p/wu = , wu = , vv = )
'In de theatervoorstelling stak men de draak met de coronamaatregelen.'

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

ng en voorzetselvoorwerp
o           p/ng       ng                  vv
Pieter/ werd/ boos/ op zijn teamgenoot

worden => is altijd een koppelwerkwoord als dat het enige ww in de zin is. = p/ ng
boos = een eigenschap van het onderwerp (Pieter) = ng
boos zijn op=> op is een vast voorzetsel en figuurlijk. 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het naamwoordelijk gezegde en wat is het voorzetselvoorwerp (p/ ng= ,ng = en vv = )
'Ik ben verzot op melkchocolade met stukjes karamel en korreltjes zeezout.'

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de lastigste zin van opdracht 44, 45, 46 of 47?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maak openstaande opdrachten H4 en H5 Formuleren, Spelling, Spelling werkwoorden
Zoek een passend leesboek voor de boekopdracht en lees 50 blz.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat anders:
We lezen dadelijk het gedicht 'wat je moet doen als je je zorgen maakt over je beste vriend of vriendin' van Edward van de Vendel.
Beantwoord tijdens het lezen voor jezelf de volgende vragen: 
  1. Waar gaat dit gedicht volgens jou over? 
  2. Er is in sommige (letterlijke) zinnen van dit gedicht iets 'vreemds' aan de hand. Zie je al wat het is?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies