Duits sich vorstellen les 2 persoonlijke vnw + sein

Willkommen!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Das Programm für Heute
- Herhaling 
- Luisteropdracht
- Persoonlijke voornaamwoorden + sein
-HW
-Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Schreibe auf Deutsch die Farben: rood, blauw, groen, grijs en bruin

Slide 3 - Woordweb

zwanzig
sechzehn
zwei
sieben
neun
dreizehn

Slide 4 - Sleepvraag

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
rosarot
braun

Slide 5 - Sleepvraag

Even oefenen met "Hören" (=luisteren)


Luister naar het volgende filmpje.

Let op! Aan het einde volgt een vraag

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Wat bestelt de jongen?
A
Appeltaart
B
Pepermunttaart
C
Cheescake
D
geen taart

Slide 8 - Quizvraag

0

Slide 9 - Video

Wat betekent Guten Appetit?
A
goed gekozen
B
eet smakelijk
C
veel plezier

Slide 10 - Quizvraag

0

Slide 11 - Video

Waarom kan de serveerster de 50 euro niet aannemen?
A
ze mag geen 50 euro aannemen
B
het is een vals briefje van 50 euro
C
ze heeft niet genoeg wisselgeld

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 14 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 15 - Sleepvraag

Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist

Slide 16 - Sleepvraag

Opdracht 1 
Voeg de volgende woorden toe aan je woordenlijst Idiom:
Titel: Persoonlijke voornaamwoorden
Vertaal: ik, jij, hij, zij (ev), het, men, wij, jullie, zij (mv), u
Woordenlijst Nederlands- Duits. 

Slide 17 - Tekstslide

Controleer je antwoorden
ik= ich                       jullie= ihr
jij= du                        zij(mv)= sie
hij= er                        u= Sie 
zij= sie
het= es
men= man
wij= wir

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2 
Oefenen: https://quizlet.com/_8870ei?x=1jqt&i=1l8xlk

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide